Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

Со всех языков на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Русский

climb ashore

Толкование Перевод

1 kant

kant

1 [weefsel] lace

2 [rand, zijkant] edge, side; 〈 kantlijn〉 margin

3 [oever] bank ⇒ edge

4 [grensvlak van een lichaam] side ⇒ face, surface, 〈 figuurlijk〉 aspect, 〈 figuurlijk〉 facet, 〈 figuurlijk〉 angle, 〈 figuurlijk〉 view

5 [smalle zijvlak] side ⇒ end, edge

6 [plaats waar twee vlakken samenkomen] edge

7 [richting] way, direction

8 [plaatsbepaling met betrekking tot een scheidslijn; helft van het lichaam] side

9 [deel/uiteinde van een gebied/lichaam] side, end

10 [partij, kamp] side, part(y)

11 [met betrekking tot verwantschap] side

♦voorbeelden:

1   Brussels kant • Brussels lace

     gekloste kant • bobbin lace

     opengewerkte kant • openwork lace

2   aan de kant van de weg staan • stand by the side of the road

     aan de kant ! • step aside!

     〈 figuurlijk〉 zet je zorgen aan de kant • forget your troubles

     aan de kant gaan rijden • pull in

     aan de kant gaan staan • stand/step aside

     zijn auto aan de kant zetten • pull up/over

     〈 figuurlijk〉 iemand aan de kant zetten • push someone out; 〈 informeel〉 give someone the push/shove

     aan de kant van de weg • at the side of the road, by the roadside

     langs de kant blijven staan • stay on the sideline(s)

3   〈 figuurlijk〉 dat raakt kant noch wal • that's neither here nor there

     het schip ligt aan/voor de kant • the ship is moored/berthed

     naar de kant komen • swim ashore

     op de kant klimmen • climb ashore

     iemand van de kant afduwen • push someone in

4   〈 figuurlijk〉 dat is één kant van de zaak • that's (only) one side of the matter

     zich van zijn goede kant laten zien • show one's good side

     de goede kant van een zaak • the positive side of something

     iemands sterke/zwakke kanten • someone's strong/weak points

     de vlakke kant van een plank • the face of a plank

     〈 figuurlijk〉 alles van de zonnige kant bekijken • see the bright side of everything

     〈 figuurlijk〉 de zaak aan/van alle kanten bekijken • look at the matter from all sides

     〈 figuurlijk〉 aan de ene kant wel, aan de andere kant niet • on the one hand yes, on the other (hand), no; yes and no

     deze kant boven • this side up

5   de smalle kant van een plank • the edge of a plank

     iets op zijn kant zetten • put something on its side

6   de scherpe kanten/kantjes van iets afnemen • tone something down (a bit)

     scherpe kant • (cutting) edge; bezel 〈 van beitel〉

7   ik keek net de andere kant uit • I was just looking the other way

     het gaat met hem de goede kant op • he's improving; 〈 na ziekte〉 he is on the mend

     het gaat met hem de verkeerde kant op • he's going to the bad; 〈 bij ziekte〉 he's taken a turn for the worse

     〈 figuurlijk〉 je kunt met mij alle kanten op • I'm game for anything

     〈 figuurlijk〉 zij kan nog alle kanten op • she has kept her options open

     deze kant op, alstublieft • this way, please

     〈 informeel〉 we komen binnenkort jullie kant op • we'll be coming your way soon

     〈 figuurlijk〉 ik weet niet welke kant dit opgaat • I don't know what this is coming to

     dat is de kant van Haarlem op • that's out towards Haarlem, that's out Haarlem way

     van alle kanten • left and right, on all sides

     geen kant meer op kunnen • have nowhere (left) to go

8   aan de andere kant van de rivier • on the other side of the river

9   aan de andere kant van het graf • beyond the grave

10 de kant van de sterkste kiezen • side with the winning party

     ik sta aan jouw kant • I'm on your side

     iemand aan zijn kant krijgen • win someone over to one's side

     van die kant hebben we niets te vrezen • we have nothing to fear from that quarter

     de liefde kan niet van één kant komen • love must be a two-sided affair

     dat hoor je van alle kanten • that's what you hear on all sides

     wantrouwen van de kant van de bevolking • distrust on the part of the public

11 familie van vaders/moeders kant • relatives on one's father's/mother's side

¶   aan de hoge/lage kant • rather high/low 〈 bijvoorbeeld van prijzen〉

     hij is aan de kleine kant • he is on the short side

     van de verkeerde kant zijn • be of the other persuasion

     wij van onze kant • (we) for our part

     iets aan kant maken • tidy something up

     iets niet over zijn kant laten gaan • not take something (lying down)

     zich/iemand van kant maken • do oneself/someone in, do away with oneself/someone

     〈 informeel〉 dat klopt van geen kanten • that's all/completely wrong

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > kant
2 op de kant klimmen

op de kant klimmen

climb ashore

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op de kant klimmen
3 stige

climb, escalate, go up, increase, ladder, mount, rise

* * *

I. (en -r) ladder ( fx put up a ladder).

II. vb (steg, steget) rise, go up,

F ascend;

( om fugl) rise,

( højt) soar;

( om fly) climb;

( om humør) rise;

(om pris etc) rise, go up ( fx prices (, the temperature) is rising (el.

going up)), increase,

( om pris også: højt) soar;

( tiltage) grow ( fx dissatisfaction grew), increase ( fx the noise increased), rise;

[ barometeret stiger] the barometer is rising;

[ stige og falde] rise and fall,

( være ustabil, F) fluctuate ( fx prices (, the cost of living) continually fluctuate(s));

[ få til at stige] send up ( fx prices, the cost, the temperature, one's weight),

(mere F) raise ( fx his blood pressure, the temperature, the value of something);

[ sterling steg] the pound rose;

[ terrænet steg stejlt] the ground rose sharply;

(se også aktie, grad, kunst);

[ med præp & adv:]

[ stige af] get off,

F ( af køretøj) alight,

( af hest, cykel) dismount;

(dvs melde fra) opt out ( fx when they began to get violent I opted out);

( med objekt) get off ( fx a bus, one's bicycle),

F alight from ( fx a bus, a carriage), dismount from ( fx a

horse, one's bicycle);

[ stige frem] emerge;

[ stige i land] go ashore;

[han steg £50 i løn] he got a rise (, am: raise) of £50;

[ stige i pris] go up, rise (in price);

[ stige i værdi] rise (el. increase) in value;

(se også agtelse, grad, rang);

[ stige ind] get in;

[ stige ind i en bus (, et tog)] get on a bus (, a train), board a bus (, a train);

[ stige med 10 procent] rise (el. go up) by 10 per cent;

[ stige ned] come down,

F descend;

[ stige om]

( i andet befordringsmiddel) change,

F transfer;

[ stige op] rise, go up,

F ascend;

[ stige op af graven] rise from the grave;

[ stige op af havet] emerge from the sea;

[ stige op i] = stige ind i;

( klatre op i) climb, get up ( fx a tree);

[ stige op på] get on ( fx one's horse),

F mount ( fx a chair, one's bicycle, one's horse, the pulpit);

( klatre op på) climb ( fx a mountain);

[ stige på]

(dvs bus etc) board,

( stige op på), se ovf;

[ stige til hest] get on one's horse,

F mount (one's horse);

(se også hoved);

[ stige ud (af)] get off ( fx get off the bus; I want to get off),

F alight (from).

Danish-English dictionary > stige
4 слизам

go/come/get down, descend

(от превозно средство) get down/off ( от-), alight (from), get out (of)

(от кон) alight (от from), dismount

слизам от дърво climb down a tree, come/get down from a tree

слизам по стълба climb down a ladder

слизам по стълбите go down the stairs

слизам на гара get out at a station

слизам от самолет step off/leave a plane

слизам от кораб disembark, land, come/go ashore from a ship (в at)

слизам на европейска земя touch European soil

слизам в мина go down a mine, descend (into) a mine

слизам в равнина descend into a plain

слизам надолу (по стръмнина) go downhill, ( за влак) run downhill

слизам на земята come down to earth (и прен.)

помагам някому да слезе help s.o. down

(отсядам) put up, stop (в at)

слизам до равнището на lower o.s./come down to the level of

слизам от сцената (за пиеса) be off, ( за актьор) leave the stage, прен. (за човек) pass from the picture, disappear from the scene, разг. be out of the running

не слизам от сцената (за пиеса) hold the stage

слизам от облаците прен. come back to earth

* * *

слѝзам,

гл. go/come/get down, descend; (от превозно средство) get down/off (от -), alight (from), get out (of); (от кон) alight (от from), dismount; не \слизам от сцената (за пиеса) hold the stage; помагам някому да слезе help s.o. down; ( отсядам) put up, stop (в at); \слизам в равнина descend into a plain; \слизам на гара get out at a station; \слизам на земята come down to earth (и прен.); \слизам надолу (по стръмнина) go downhill, (за влак) run downhill; \слизам от дърво climb down a tree, come/get down from a tree; \слизам от кораб disembark, land, come/go ashore from a ship (в at); \слизам от облаците прен. come back to earth; \слизам от самолет step off/leave a plane; \слизам от сцената (за пиеса) be off, (за актьор) leave the stage, прен. (за човек) pass from the picture, disappear from the scene, разг. be out of the running; \слизам по стълба climb down a ladder; \слизам по стълбите go down the stairs.

* * *

climb down: слизам a peak - слизам от връх; come down: слизам to earth - слизам на земята; descend: слизам into a plain - слизам в равнина; get down ; get off: от превозно средство; go down

* * *
1. (от кон) alight (от from), dismount 2. (от превозно средство) get down/off (от -), alight (from), get out (of) 3. (отсядам) put up, stop (в at) 4. go/come/get down, descend 5. СЛИЗАМ в мина go down a mine, descend (into) a mine 6. СЛИЗАМ в равнина descend into a plain 7. СЛИЗАМ до равнището на lower o.s./come down to the level of 8. СЛИЗАМ на гара get out at a station 9. СЛИЗАМ на европейска земя touch European soil 10. СЛИЗАМ на земята come dоwn to earth (и прен.) 11. СЛИЗАМ надолу (по стръмнина) go downhill, (за влак) run downhill 12. СЛИЗАМ от дърво climb down a tree, come/get down from a tree 13. СЛИЗАМ от кораб disembark, land, come/go ashore from a ship (в at) 14. СЛИЗАМ от облаците прен. come back to earth 15. СЛИЗАМ от самолет step off/leave a plane 16. СЛИЗАМ от сцената (за пиеса) be off, (за актьор) leave the stage, прен. (за човек) pass from the picture, disappear from the scene, разг. be out of the running 17. СЛИЗАМ пo стълба climb down a ladder 18. СЛИЗАМ пo стълбите go down the stairs 19. не СЛИЗАМ от сцената (за пиеса) hold the stage 20. помагам някому да слезе help s.o. down

Български-английски речник > слизам
5 descendre

descendre [desɑ̃dʀ]

➭ TABLE 41

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► descendre is conjugated with être, unless it has an object, when the auxiliary is avoir.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

1. intransitive verb

   a. ( = aller vers le bas) to go down ; (venir d'en haut) to come down (à, vers to) ( dans into)

• aidez-la à descendre (de sa chaise) help her down ; (dans l'escalier) help her downstairs

• descendre à pied/à bicyclette to walk/cycle down

• on descend par un sentier étroit the way down is by a narrow path

• descendre en courant to run down

• descendre par l'ascenseur to go down in the lift (Brit) or elevator (US)

• descendre à Marseille to go down to Marseilles

• descendre en ville to go into town

   b. (d'un lieu élevé) descendre de [+ toit, colline, échelle, arbre] to come down from

• fais descendre le chien du fauteuil get the dog off the chair

   c. (d'un moyen de transport) descendre de voiture to get out of the car

• « tout le monde descend ! » "all change!"

• vous descendez à la prochaine ? are you getting off at the next stop?

• descendre à terre to go ashore

• descendre de cheval to dismount

• descendre de bicyclette to get off one's bicycle

   d. ( = atteindre) [habits, cheveux] descendre à or jusqu'à to come down to

   e. ( = loger) descendre dans un hôtel or à l'hôtel to stay at a hotel

   f. ( = s'étendre de haut en bas) [colline, route] descendre en pente douce to slope gently down

• descendre en pente raide to drop away sharply

   g. ( = tomber) [obscurité, neige] to fall ; [soleil] to go down

• le brouillard descend sur la vallée the fog is coming down over the valley

   h. ( = baisser) to fall ; [mer, marée] to go out

• il est descendu à la dixième place he's fallen back into tenth position

• l'équipe est descendue en seconde division the team has gone down into the second division

   i. ( = faire irruption) la police est descendue dans cette boîte de nuit the police raided the night club

   j. ( = être avalé ou digéré) (inf) ça descend bien [vin, repas] that goes down well

• il a bu une bière pour faire descendre son sandwich he washed his sandwich down with a beer

2. indirect transitive verb

• descendre de ( = avoir pour ancêtre) to be descended from

• l'homme descend du singe man is descended from the apes

3. transitive verb

   a. ( = parcourir vers le bas) [+ escalier, colline, pente] to go down

• descendre une rivière en canoë to go down a river in a canoe

   b. ( = porter, apporter en bas) [+ valise] to get down ; [+ meuble] to take down

• tu peux me descendre mes lunettes ? can you bring my glasses down for me?

• il faut descendre la poubelle tous les soirs the rubbish (Brit) or garbage (US) has to be taken down every night

• je te descends en ville I'll take you into town

• le bus me descend à ma porte the bus drops me at my front door

   c. ( = baisser) [+ étagère, rayon] to lower

• descends les stores pull the blinds down

   d. ( = tuer) [+ personne] (inf) to do in (inf!)

• l'auteur s'est fait descendre en beauté (par la critique) the author was shot down in flames (by the critics)

   e. ( = boire) [+ bouteille] (inf) to down (inf)

• qu'est-ce qu'il descend ! he drinks like a fish! (inf)

* * *
dɛsɑ̃dʀ
1.

verbe transitif (+ v avoir)

1) ( transporter) ( en bas) gén to take [sb/sth] down (à to); ( d'en haut) gén to bring [sb/sth] down (de from)

je peux vous descendre au village — I can take you down to the village

descends-moi mes pantoufles — bring my slippers down for me

2) ( placer plus bas) to put [something] down [objet]; ( en abaissant) gén to lower (de by); ( avec une manivelle) to wind [something] down

descends le store — put the blind down

descendre un seau dans un puits — to lower a bucket into a well

3) ( réussir à mettre plus bas) to get [something] down [objet]

comment va-t-on descendre le piano? — ( de l'étage) how are we going to get the piano downstairs?

4) ( parcourir) ( en allant) to go down; ( en venant) to come down [pente, rue, marches, fleuve]

descendre la colline en rampant/à bicyclette — to crawl/to cycle down the hill

descendre la rivière en pagayant/à la nage — to paddle/to swim down the river

5) (colloq) ( éliminer) to bump off (colloq) [personne]; to shoot down [avion]

on l'a descendu d'une balle dans la tête — he was shot in the head and killed

6) (colloq) ( malmener) to tear [sb/sth] to pieces

7) (colloq) ( boire) [personne] to down [bouteille]

2.

verbe intransitif (+ v être)

1) ( se déplacer) [personne] ( en allant) gén to go down (à to); ( en venant) gén to come down (de from); [ascenseur, avion] ( en allant) to go down; ( en venant) to come down; [oiseau] to fly down; [soleil] to set ( sur over); [nuit] to fall; [brouillard] to come down ( sur over)

peux-tu descendre chercher mon sac? — can you go downstairs and get my bag?

il est descendu fumer — he went downstairs to smoke

tu es descendu à pied? — did you walk down?

nous sommes descendus par la route — ( à pied) we walked down by the road; ( à cheval) we rode down by the road

descends, je te suis — go on down, I'll follow you

descendre de — to step off [trottoir, marche]; to climb down from [mur, tabouret, échelle]

descendre aux Enfers — Religion to descend into Hell

descends de là! — get down from there!

faites-les descendre — send them down [clients, marchandises]

faire descendre sa jupe — to pull one's skirt down

2) ( d'un moyen de transport)

descendre d'une voiture — to get out of a car

descendre d'un train/bus/avion — to get off a train/bus/plane

descendre de bicyclette — to get off one's bicycle

descendre de cheval — to get off one's horse, to dismount sout

descendre à Marseille — (d'avion, de bateau, bus, train) to get off at Marseilles

3) ( s'étendre de haut en bas) [route, voie ferrée] to go downhill, to go down; [terrain] to go down

descendre jusqu'à la mer — [route, rivière] to go right down to the sea

descendre en lacets — [route] to wind its way down

descendre en pente douce — [terrain, route] to slope down gently

descendre en pente raide — [terrain, route] to drop steeply

4) ( atteindre) [vêtement, cheveux] to come down ( jusqu'à to)

5) ( baisser) [niveau, baromètre, température, pression, prix, taux] to drop, to go down (à to; de by); [marée] to go out

l'euro est or a descendu par rapport à la livre — the euro has dropped ou gone down against the pound

ça fait descendre la température — gén it lowers the temperature; Médecine it brings one's temperature down

ça ne fera pas descendre le taux de chômage — it won't bring the unemployment rate down

6) (se rendre, séjourner)

descendre dans le Midi — to go down to the South (of France)

descendre dans un hôtel — to stay at a hotel

descendre dans la rue — Politique to take to the streets

7) ( être issu)

descendre de — gén to come from; ( génétiquement) to be descended from

* * *
desɑ̃dʀ
1. vt

1) [escalier, montagne] (en allant) to go down, (en venant) to come down

Je suis tombé en descendant l'escalier. — I fell down the stairs., I fell as I was going down the stairs.

2) [valise, paquet] (en allant) to take down, (en venant) (de l'étage en dessus, du grenier) to bring down, (d'une étagère) to get down

Vous pouvez descendre ma valise, s'il vous plaît? — Can you get my suitcase down, please?

3) [étagère] to lower

4) * (= abattre) to shoot down

5) * (= boire) to knock back *

2. vi

1) (aller) to go down, (venir) to come down

Attends en bas, je descends! — Wait downstairs, I'm coming down!

descendre à pied — to walk down, to go down on foot

descendre en voiture — to drive down, to go down by car

descendre d'un arbre — to climb down from a tree

descendre de cheval — to dismount

descendre en ville — to go into town, to go down town

descendre dans la rue (= manifester) — to take to the streets

2) [passager] (d'une voiture) to get out, (d'un train, d'un bus) to get off

descendre du train — to get off the train

Nous descendons à la prochaine station. — We're getting off at the next station.

descendre à l'hôtel — to stay at a hotel

3) [niveau, température] to go down, to come down, [marée] to go out

4)

descendre de (= avoir pour origine) — to be descended from

* * *

descendre verb table: rendre

A vtr

1 ( transporter) ( en bas) gén to take [sb/sth] down [personne, objet] (à to); ( à l'étage) to take [sb/sth] downstairs [personne, objet]; ( d'en haut) gén to bring [sb/sth] down [personne, objet] (de from); ( de l'étage) to bring [sb/sth] downstairs [personne, objet]; descendre les bouteilles à la cave to take the bottles down to the cellar; descendre les valises du grenier to bring the suitcases down from the attic; je peux vous descendre au village I can take you down to the village; descends-moi mes pantoufles bring my slippers down for me; je leur ai fait descendre les bouteilles à la cave I had them take the bottles down to the cellar; j'ai fait descendre le piano dans le salon I had the piano taken ou brought down to the living room; faites-moi descendre les dossiers secrets have the secret files brought down to me;

2 ( placer plus bas) to put [sth] down [objet]; ( en abaissant) gén to lower (de by); ( avec une manivelle) to wind [sth] down; descends le store put the blind down; j'ai descendu le vase sur l'étagère du bas/de l'étagère du haut I moved the vase down to the bottom shelf/from the top shelf; descendre l'étagère d'un cran/de 20 centimètres to lower the shelf by one notch/by 20 centimetres^GB; descendre un seau dans un puits to lower a bucket into a well;

3 ( réussir à mettre plus bas) to get [sth] down [objet]; impossible de descendre le piano par l'escalier/par la fenêtre it's impossible to get the piano down the stairs/through the window; comment va-t-on descendre le piano? ( de l'étage) how are we going to get the piano downstairs?; ( du camion) how are we going to get the piano out?; tu peux me descendre cette valise de l'armoire? can you get this suitcase down from the wardrobe for me?;

4 ( parcourir) ( en allant) to go down [pente, rue, marches, fleuve]; ( en venant) to come down [pente, rue, marches, fleuve]; je l'ai vu descendre les escaliers sur le derrière○ I saw him slide down the stairs on his bottom; descendre la colline en rampant/à bicyclette to crawl/to cycle down the hill; descendre la rivière en pagayant/à la nage to paddle/to swim down the river; je leur ai fait descendre la colline en courant I made them run down the hill; il m'a fait descendre les escaliers trois fois he made me go downstairs ou down the stairs three times;

5 ○( éliminer) to bump off○, to plug○, to kill [personne]; to shoot down [avion]; se faire descendre [personne] to be bumped off○; [avion] to be shot down; on l'a descendu d'une balle dans la poitrine/tête he was shot in the chest/head and killed;

6 ○( malmener) to tear [sb/sth] to pieces; il s'est fait descendre par la presse the newspapers tore him to pieces; ils ont descendu ma thèse pendant deux heures they spent two hours tearing my thesis to pieces;

7 ○( boire) [personne] to down [bouteille, verre]; il a descendu son verre en deux secondes he downed his drink in two seconds flat.

B vi (+ v être)

1 ( se déplacer) [personne] ( en allant) gén to go down (à to); ( de l'étage) to go downstairs; ( en venant) gén to come down (de from); ( de l'étage) to come downstairs; [train, ascenseur, téléphérique, avion, hélicoptère] ( en allant) to go down; ( en venant) to come down; [oiseau] to fly down; [soleil] to set (sur over); [nuit] to fall; [brouillard] to come down (sur over); reste ici, je descends à la cave stay here, I'm going down to the cellar; peux-tu descendre chercher mon sac? can you go downstairs and get my bag?; tu peux descendre m'aider à pousser l'armoire? can you come downstairs and help me push the wardrobe?; il est descendu fumer he went downstairs to smoke; te voilà! tu es descendu par l'ascenseur? there you are! did you come down in the elevator?; tu es descendu à pied? did you walk down?; je préfère descendre par l'escalier I prefer to go down by the stairs; nous sommes descendus par le sentier/la route ( à pied) we walked down by the path/the road; ( à cheval) we rode down by the path/the road; il est descendu du col à bicyclette/en voiture he cycled/drove down from the pass; où est l'écureuil? il a dû descendre de l'arbre where's the squirrel? it must have come down ou climbed down from the tree; descends, je te suis go on down, I'll follow you; descends de là! get down from there!; je suis descendu au fond du puits/au bas de la falaise I went down to the bottom of the well/to the foot of the cliff; descendre de son lit to get out of bed; descendre de son nid [oiseau] to fly out of its nest; descendre de [personne] to step off [trottoir, marche]; [animal] to get off [marche, trottoir]; [personne, animal] to climb down from [mur, tabouret]; il est descendu du toit [enfant, chat] he' s come down from the roof; descendre de l'échelle/l'arbre/la corde to climb down from the ladder/the tree/the rope; descendre à la verticale [paquet, alpiniste] to descend vertically; descendre aux Enfers Relig to descend into Hell; l'air froid fait descendre les ballons/planeurs cold air makes balloons/gliders drop; elle m'a fait/ne m'a pas laissé descendre à la cave she had me/didn't let me go down to the cellar; faites-les descendre send them down [clients, marchandises]; faire descendre sa jupe/ses bas/son châle to pull one's skirt/one's tights/one's shawl down;

2 ( d'un moyen de transport) descendre d'une voiture to get out of a car; le chien ne veut pas descendre ( de la voiture) the dog doesn't want to get out; descendre d'un train/bus/avion to get off a train/bus/plane; descendre d'avion/de bateau to get off a plane/a boat; descendre de bicyclette to get off one 's bicycle; descendre de cheval to get off one's horse, to dismount sout; descendre à Marseille (d'avion, de bateau, de bus, de train) to get off at Marseilles;

3 ( s'étendre de haut en bas) [route, voie ferrée] to go downhill, to go down; [terrain] to go down; [canalisations, ligne téléphonique] ( en allant) to go down; ( en venant) to come down; [rivière] to flow down; descendre jusqu'à [chemin, muraille, escalier] to go down to; descendre jusqu'à la mer [route, rivière] to go right down to the sea; descendre en lacets [route] to wind its way down; descendre en pente douce [terrain, route] to slope down gently; descendre en pente raide [terrain, route] to drop steeply; descendre brusquement sur 200 mètres [pente, route] to drop sharply for 200 metres^GB;

4 ( atteindre) [vêtement, cheveux] to come down (jusqu'à to); robe qui descend jusqu'aux chevilles dress that comes down to the ankles; elle avait une robe qui lui descendait aux chevilles she was wearing an ankle-length dress; il a les cheveux qui lui descendent sur la nuque/jusqu'à la taille his hair comes down the nape of his neck/to his waist;

5 ( baisser) [niveau, baromètre, température, pression, prix, taux] to drop, to go down (à to; de by); [marée] to go out; l’euro est or a descendu par rapport à la livre the euro has dropped ou gone down against the pound ; faire descendre les cours de 2% to bring prices down by 2%; ça va faire descendre le dollar it'll send ou put the dollar down; ça fait descendre la température gén it lowers the temperature; Méd it brings one's temperature down; ça ne fera pas descendre le taux de chômage it won't bring the unemployment rate down;

6 (se rendre, séjourner) descendre à Marseille/dans le Midi to go down to Marseilles/to the South (of France); descendre en ville to go into town; descendre dans un hôtel to stay at a hotel; descendre dans la rue gén to go outside; Pol to take to the streets; descendre dans un bar/chez qn [police] to raid a bar/sb's place;

7 ( être issu) descendre de gén to come from; ( génétiquement) to be descended from; descendre d'une famille de négociants to come from a family of merchants; l'homme descend du singe man is descended from the ape;

8 ○( passer) boire de l'eau pour faire descendre la viande to have a drink of water to help the meat down; un petit vin qui descend bien a wine which slips down nicely.

[desɑ̃dr] verbe intransitif (aux être)

A.

1. [personne, mécanisme, avion - vu d'en haut] to go down ; [ - vu d'en bas] to come down

[oiseau] to fly ou to swoop down

j'ai rencontré la concierge en descendant I met the caretaker on my way down

aide-moi à descendre help me down

je descends toujours par l'escalier I always go down by the stairs ou take the stairs down

notre équipe est descendue à la huitième place our team moved down ou dropped to eighth place

le premier coureur à descendre au-dessous de dix secondes au 100 mètres the first runner to break ten seconds for the 100 metres

la pièce de monnaie ne voulait pas descendre (dans la fente) the coin wouldn't go down (the slot)

son chapeau lui descendait jusqu'aux yeux his hat came down over his eyes

mes chaussettes descendent my socks are falling down ou slipping down

faire descendre: fais descendre la malade help the patient down

ils ont fait descendre les passagers sur les rails they made the passengers get down onto the tracks

ils nous ont fait descendre du train they made us get off the train

c'est ce mécanisme qui fait descendre la plate-forme this mechanism brings the platform down ou lowers the platform

descendre de

a. [échafaudage, échelle] to come ou to climb down from, to get down from

b. [arbre] to climb ou to come down out of

c. [balançoire] to get off

descendre dans la rue [manifester] to take to the streets

2. [air froid, brouillard] to come down

[soleil] to go down

la nuit ou le soir descend night is closing in ou falling

3. [se rendre - dans un lieu d'altitude inférieure, dans le Sud, à la campagne] to go down

descendre en ville to go into town, to go downtown (US)

je suis descendu à Bordeaux en voiture I drove down to Bordeaux

4. [poser pied à terre - d'un véhicule] to get off, to alight (soutenu)

‘ne pas descendre avant l'arrêt complet du train’ ‘please do not attempt to alight until the train has come to a complete standstill’

descendre à terre to go ashore

descendre de bateau to get off a boat, to land

descendre de voiture to get out of a car

descendre de vélo to get off one's bike

à quelle station descendez-vous? where do you get off?

aider une vieille dame à descendre to help an old lady off

5. [faire irruption]

la police est descendue chez elle/dans son bar the police raided her place/her bar

6. [se loger] to stay

descendre dans un hôtel to put up at ou to stay at a hotel

7. (familier) [repas, boisson] to go ou to slip down

ton petit vin rouge descend bien your red wine goes down very easily

bois un café pour faire descendre tout ça have a coffee to wash it all down

avec lui, ça descend!

a. [il boit] he really knocks it back!

b. [il mange] he can really tuck it away!

8. DANSE & THÉÂTRE to go downstage

B.

1. [cheveux, vêtement]

descendre à ou jusqu'à

a. to come down to

b. [puits] to go down to

la jupe doit descendre jusqu'au-dessous du genou the skirt must cover the knee

2. [suivre une pente - rivière] to flow down ; [ - route] to go down ou downwards ; [ - toit] to slope down

le sentier descendait parmi les oliviers the path threaded its way down through the olive grove

le jardin descend en pente douce jusqu'à la plage the garden slopes gently down to the beach

descendre en pente raide [route, terrain, toit] to drop sharply

la route descend brusquement the road suddenly dips

C.

1. [baisser - marée, mer] to go out (inseparable), to ebb ; [ - prix] to go down, to fall

la température est descendue au-dessous de zéro the temperature has dropped ou fallen below zero

les températures ne descendent jamais au-dessous de 10º temperatures never fall below 10º

le thermomètre descend (familier) the weather's ou it's getting colder

le cours du café est descendu à 800 dollars the trading price of coffee has fallen down to 800 dollars

l'essence est descendue au-dessous de un euro the price of petrol has fallen below the one euro mark

faire descendre [inflation, prix] to bring ou to push down (separable)

j'ai essayé de lui faire descendre son prix I tried to get him to lower his price

faire descendre la fièvre to bring down somebody's temperature

2. [s'abaisser moralement] to stoop

descendre dans l'estime de quelqu'un to go down in somebody's estimation

3. MUSIQUE to go ou to drop down

descendre d'une octave to go down ou to drop an octave

————————

[desɑ̃dr] verbe transitif (aux avoir)

1. [parcourir - escalier, montagne] to go down (inseparable)

descendre le courant [détritus, arbre] to float downstream

descendre un fleuve

a. [en nageant] to swim downstream

b. [en bateau] to sail down a river

ils ont descendu le Mississippi en radeau they went down the Mississippi on a raft

il a descendu tout le terrain balle au pied FOOTBALL he ran the length of the field with the ball

2. [placer plus bas - tableau] to lower ; [ - store] to pull down (separable), to lower

il faudrait descendre le cadre de deux centimètres the frame should be taken down two centimetres

3. [porter vers le bas - colis] to take down (separable), to get down (separable), - porter vers soi] to bring down (separable)

descendez les chaises en bas de la pelouse carry the chairs down to the far end of the lawn

tu pourrais me descendre une veste, s'il te plaît? could you bring me down a jacket please?

ils ont descendu le sauveteur au bout d'une corde they lowered the rescuer on the end of a rope

4. [amener en voiture] to take ou to drive down (separable)

5. (familier) [abattre - gangster] to gun ou to shoot down (separable) ; [ - avion] to bring ou to shoot down (separable)

se faire descendre to get shot

6. (familier) [critiquer] to pan, to slate

il s'est fait descendre par le jury he was slated by the jury

7. (familier) [boire - bouteille] to down, to knock back (separable)

8. MUSIQUE

descendre la gamme to go down the scale

————————

descendre de verbe plus préposition

[être issu de] to be descended from

le prince descendait des Habsbourg the prince was descended from the Habsburgs

Dictionnaire Français-Anglais > descendre
6 GANGA

walk

* * *

I)

(geng; gekk, gengum; genginn), v.

1) to walk (reið jarl, en Karkr gekk);

2) to go;

ganga heim, to go home;

ganga braut, to go away;

ganga til hvílu, to go to bed;

ganga á skip, to go on board;

ganga af skipi, to go ashore;

with infin., ganga sofa or at sofa, to go to sleep;

ganga at eiga konu, to marry a woman;

3) to go about grazing, to graze (kálfrinn gekk í túni um sumarit);

4) of a ship, to run, sail (gekk skipit brátt út á haf);

5) to stretch out, extend, project (nes mikit gekk í sæ út);

6) of report, tales, to be current (litlar sögur megu ganga af hesti mínum);

7) to prevail;

gekk þaðan af í Englandi Valska, thereafter the French tongue prevailed in E.;

8) of money, to be current (peningar þeir, sem nú ganga);

of laws, to be valid (þau lög, er gengu á Uppsalaþingi);

of sickness, plague, famine, to rage (þá gekk landfarsótt, drepsótt, hallæri);

9) to go on, last (gnustu þá saman vápnin, ok gekk þat um hríð);

impers., gekk því lengi, so it went on for a long while;

10) láta ganga e-t, to let go on;

láta höggin ganga, to rain blows;

Birkibeinar létu ganga lúðrana, blew the trumpets vigorously;

11) to succeed;

ef þat gengr eigi, if that will not do;

impers., svá þykt, at þeim gekk þar eigi at fara, so close, that they could not go on there;

þeim gekk ekki fyrir nesit, they could not clear the ness;

12) to turn out, go in a specified way;

ganga andæris, to go all wrong;

mart gengr verr en varir, many a thing goes worse than is looked for;

gekk þeim lítt atsókinn, they made little progress with the attack;

impers., e-m gengr vel (illa), one fares (goes on, gets on) well (badly);

13) with acc., ganga e-n á bak, to force one to go backwards (harm gengr bjöninn á bak);

14) with dat., to discharge (gekk bann þá blóði);

15) with preps. and adverbs:

ganga af e-u, to depart from, leave (þá gekk af honum móðrinn);

ganga af vitinu, to go out of one’s wits;

ganga af trú sinni, to apostatize;

to pass (síðan gengu af páskarnir);

to go off (gekk þegar af höfuðit);

to be left as surplus (þat er af skuldinni gekk);

nú gengr honum hey af, now he has some hay left;

ganga af sér, to go to extremities, to go beyond oneself (mjök ganga þeir fóstbrœðr nú af sé);

ganga aptr, to revert (return) to the former proprietor (síðan gengu þau lönd aptr undir Árna);

to be void, annulled (þá skal kaup aptr ganga);

of a ghost, to walk again; of a door, to close, shut (gekk eigi aptr hurðin);

ganga at e-m, to attack one;

ganga at e-u, to agree to, accept a choice or offer (Flosi gekk fljótt at þessu öllu); to fit (skaltu fá mér lukla þá, sem ganga at kistum yðrum);

ganga á e-t, to encroach upon (ganga á ríki e-s); to break (ganga á orð sín, eiða, grið, sættir, trygðir); to pierce, penetrate;

hann var í panzara, er ekki gekk á, that was proof against any weapons;

ganga á vald e-s or e-m, ganga á hönd (hendr) e-m, to submit to, give oneself up to, surrender to one;

ganga á bak e-u, to contravene;

ganga eptir e-u, to go for, go to fetch (göngum heim eptir verðinu); to pursue, claim;

ganga eptir, to prove true, be fulfilled (þetta gekk allt eptir, sem M. sagði fyrir);

ganga frá e-u, to part with, lose (sumir munu ganga frá öllu fénu);

ganga fram, to step forward;

ganga fram vel, to go forward bravely, in a battle;

to come to pass, come into execution (skal þess bíða, er þetta gengr fram);

to increase (fé Hall gerðar gekk fram ok gørðist allmikit);

to depart this life (H. bóndi gengr fram til frænda sinna);

ganga fyrir e-n, to present oneself before one (ganga fyrir konung);

ganga fyrir e-u, to take charge of, manage (var þar mart fólk, en húsbóndi gekk svá fyrir, at ekkert skorti); to yield to, be swayed by (hann gekk þá fyrir fortölum hennar);

ganga í gegn e-m, to set oneself against one;

ganga í gegn e-u, to confess, acknowledge;

maðr gengr í gegn, at á braut kveðst tekit hafa, the man confessed and said that he had taken it away;

ganga í mál, to undertake a case;

ganga með e-m (of a woman), to marry;

ganga með barni, to be with child;

ganga með burði (of animals), to be with young;

ganga með e-u, to assist in, plead (ganga með máli, bónorði);

ganga milli (á m., í m.), to go between, intercede;

ganga móti (á m., í m.) e-m, to go to meet one;

ganga móti e-u, to resist, oppose;

to confess, = ganga í gegn, ganga við e-u;

ganga nær e-m, to be troublesome to one (þótti hón œrit nær ganga Þórgerði);

ganga e-m nær, to approach, come near to one (sá hefir á brott komizt, er næst gekk Gunnari um alla hluti);

ganga saman, to marry;

of an agreement, bargain, to be brought about;

saman gekk kaupit með þeim, they came to a bargain;

ganga sundr (í s.), to go asunder, part;

ganga til, to go up to a thing (gangit til ok hyggit at); of the wind, to veer (veðrit gekk til útsuðrs);

e-m gengr e-t til e-s, one has some reason for doing a thing;

en þat gekk mér til þess (that was my reason), at ek ann þér eigi;

hversu hefir ykkr til gengit, how have you fared?

Loka gekk lítt til, it fared ill with L.;

ganga um e-t, to go about a thing;

ganga um beina, to wait upon guests;

ganga um sættir, to go between, as peacemaker;

ganga um e-n, to befall, happen to one (þess, er um margan gengr guma); of the wind, to go round, veer (gekk um veðrit ok styrmdi at þeim); to manage (fékk hón svá um gengit, at);

ganga undan, to escape to absent oneself;

g. undir e-t, to take upon oneself, undertake (a duty);

ganga undir e-n, to subject oneself to;

ganga upp, to be wasted (of money);

to get loose, to he torn loose (þeir glímdu svá at upp gengu stokkar allir á húsinu);

of a storm, gale, to get up, rise (veðr gekk upp);

of an ice-bound river, áin var gengin upp, swollen with ice;

ganga við staf, to walk with a stick;

ganga við e-u or e-t, to avow;

ganga yfir e-t, to go beyond, disregard (hann vildi eigi ganga yfir þat, er hann vissi réttast);

ganga yfir e-n, to overcome, to befall, happen to one;

slíkt sem yfir hefir gengit, all that has happened;

eitt skal yfir okkr ganga, we shall share one fate;

16) refl., gangast.

II)

f.

1) walking (hann mœddist í göngu);

vera í göngu, to be on foot, to walk;

2) course (ganga tungls, vinds).

* * *

pret. gekk or gékk, 2nd pers. gékkt, mod. gékst; pl. gengu, geingu, or géngu, and an old poët. gingu; gengengu in Vsp. 12 is a mere misspelling (vide Sæm. Möb. 258); pres. geng, pl. göngum; pret. subj. gengi (geingi); imperat. gakk and gakktú; with the neg. suffix geng-at, gengr-at, gékk-at, gakk-attu, passim; a middle form göngumk firr, go from me, Gm. 1: a contracted form gá occurs now and then in mod. hymns; it is not vernacular but borrowed from Germ. and Dan.: [cp. Ulf. gaggan; A. S. and Hel. gangan; Scot. and North. E. gang, mod. Engl. go; Dan.-Swed. gange or gå; Germ. gehen; Ivar Aasen ganga: Icel., Scots, and Norsemen have preserved the old ng, which in Germ. and Swed.-Dan. only remains in poetry or in a special sense, e. g. in Germ. compds.]

A. To go:

I. to walk; reið jarl en Karkr gékk, Fms. i. 210, Rm. 1, 2, 6, 14, 23, 24, 30, Edda 10, Grág. ii. 95, passim; ganga leiðar sinnar, to go one’s way, Fms. x. 290, Krók. 26: adding acc., g. alla leið, Fms. xi. 202, 299; g. berg, to climb a cliff; g. afréttar, to search the fell-pastures (fjallganga), Háv. 39; also g. ( to climb) í fjall, í kletta, Fms. x. 313: Icel. also say, ganga skó og sokka, to wear out shoes and socks; hann gékk tvenna skó; ganga berserks gang, q. v.

β. absol. to go a-begging, Grág. i. 226, 232, Ísl. ii. 25; ganga vergang, húsgang, id. (göngumaðr).

II. adding adverbs, infinitives, adjectives, or the like,

α. an adverb denoting direction; g. út ok inn, Vkv. 4, Lv. 26; g. inn, Fms. i. 16, vi. 33; g. út, to go out, Lat. exire, Nj. 194; g. aptr, to return, Fms. x. 352; g. fram, to step forward, Hm. 1, Eg. 165; g. upp, to go up, ashore; g. ofan, niðr, to go down; g. heiman, 199; g. heim, to go home; gakk hingat, come hither! 488; g. móti, í gegn e-m, to go against, to meet one; g. braut, to go away; g. til e-s, or at e-m, to go to one; g. frá e-m, to leave one; g. með e-m, to go with one; g. hjá, to pass by; g. saman, to go together; g. yfir, to go over; g. gegnum, to go through; g. undir, to go under; g. undan, fyrir, to go before; g. eptir, to go behind; g. um, to rove, stroll about, and so on passim; g. í sæti, to go to one’s seat, take a seat, Eg. 551; g. til hvílu, to go to bed, Nj. 201; g. til matar, to go to dinner, Sturl. iii. 111, Eg. 483; g. til vinnu, verks, to go to one’s work, cp. Hm. 58; g. í kirkju, to go to church, Rb. 82; g. á fjall, to go on the fells, Hrafn. 34; g. á skip, to go on board, Fms. x. 10; g. af skipi, to go ashore.

β. with infin., in old poems often dropping ‘at;’ ganga sofa, to go to sleep, Fm. 27; g. at sofa, Hm. 19; g. vega, to go to fight, Vsp. 56, Ls. 15; g. at eiga konu, to go to be married, Grág. i. 318.

γ. with an adj.; g. hræddr, to be afraid; g. úviss, to be in ignorance, etc., Fms. vii. 271, Sks. 250, 688.

2. in a more special sense; g. til einvígis, bardaga, to go to a duel, battle, Nj. 64; g. á hólm (hólmganga), Eg. 504, 506; g. á eintal, Nj. 103; g. til máls við e-n, to speak to one, Eg. 199, 764; g. í glímu, to go a-wrestling, Ísl. ii. 246; g. á fang, id., Ld. 206; g. í danz, to go a-dancing; g. til skripta, to go to shrift, Hom. 157; g. at brúðkaupi, to go to be married, Fms. vii. 278; g. í skóla, klaustr, to go to school, go into a cloister (as an inmate), (hence skóla-genginn, a school-man, scholar), Bs. passim; g. í þjónustu, to take service, Nj. 268; g. í lið með e-m, to enter one’s party, side with one, 100; g. í lög, to enter a league with one; g. ór lögum, to go out of a league, passim; g. í félag, ór félagi, id.; g. á mala, to take service as a soldier, 121; g. á hönd, g. til handa, to submit to one as a liegeman, surrender, Eg. 19, 33, Ó. H. 184, Fms. vii. 180; g. á vald e-m, to give oneself up, Nj. 267; g. á hendr e-m, to encroach upon, Ver. 56; g. í skuld, to bail, Grág. i. 232, Dipl. ii. 12; g. í trúnað, to warrant, Fms. xi. 356; g. til trygða, Nj. 166, and g. til griða, to accept truce, surrender, Fas. ii. 556; g. í mál, to enter, undertake a case, Nj. 31; g. í ánauð, to go into bondage, Eg. 8; g. til lands, jarðar, ríkis, arfs, to take possession of …, 118, Stj. 380, Grág., Fms. passim; g. til fréttar, to go to an oracle, take auspices, 625. 89; g. til Heljar, a phrase for to die, Fms. x. 414; g. nær, to go nigh, go close to, press hard on, Ld. 146, 322, Fms. xi. 240 (where reflex.); var sá viðr bæði mikill og góðr því at Þorkell gékk nær, Th. kept a close eye on it, Ld. 316.

B. Joined with prepp. and adverbs in a metaph. sense:—g. af, to depart from, go off; þá gékk af honum móðrinn ok sefaðisk hann, Edda 28; þá er af honum gékk hamremin, Eg. 125, Eb. 136, Stj. 118; g. af sér, to go out of or beyond oneself; mjök g. þeir svari-bræðr nú af sér, Fbr. 32; í móti Búa er hann gengr af sér ( rages) sem mest, Fb. i. 193; þá gékk mest af sér ranglæti manna um álnir, Bs. i. 135: so in the mod. phrases, g. fram af sér, to overstrain oneself; and g. af sér, to fall off, decay: to forsake, g. af trú, to apostatize, Fms. ii. 213; g. af vitinu, to go out of one’s wits, go mad, Post. 656 C. 31; g. af Guðs boðorðum, Stj. passim: to pass. Páskar g. af, Ld. 200: to be left as surplus (afgangr), Rb. 122, Grág. i. 411, K. Þ. K. 92:—g. aptr, to walk again, of a ghost (aptrganga), Ld. 58, Eb. 278, Fs. 131, 141, passim; and absol., g. um híbýli, to hunt, Landn. 107: to go back, be void, of a bargain, Gþl. 491:—g. at e-m, to go at, attack, Nj. 80, 160: to press on, Grág. i. 51, Dipl. ii. 19 (atgangr): g. at e-u, to accept a choice, Nj. 256; g. at máli, to assist, help, 207: to fit, of a key, lykla þá sem g. at kístum yðrum, Finnb. 234, Fbr. 46 new Ed., N. G. L. i. 383: medic. to ail, e-ð gengr at e-m; ok gengr at barni, and if the bairn ails, 340, freq. in mod. usage of ailment, grief, etc.:—g. á e-t, to go against, encroach upon; ganga á ríki e-s, Fms. i. 2; g. upp á, to tread upon, vii. 166; hverr maðr er ólofat gengr á mál þeirra, who trespasses against their measure, Grág. i. 3: to break, g. á orð, eiða, sættir, trygðir, grið, Finnb. 311, Fms. i. 189, Ld. 234; g. á bak e-u, to contravene, Ísl. ii. 382; ganga á, to go on with a thing, Grág. ii. 363; hence the mod. phrase, mikið gengr á, much going on; hvað gengr á, what is going on? það er farið að g. á það (of a task or work or of stores), it is far advanced, not much left:—g. eptir, to go after, pursue, claim (eptirgangr), Nj. 154, Þórð. 67, Fms. vii. 5; g. eptir e-m, to humour one who is cross, in the phrase, g. eptir e-m með grasið í skónum; vertu ekki að g. eptir stráknum; hann vill láta g. eptir ser (of a spoilt boy, cross fellow): to prove true, follow, hón mælti mart, en þó gékk þat sumt eptir, Nj. 194; eptir gékk þat er mér bauð hugr um, Eg. 21, Fms. x. 211:—g. fram, to go on well in a battle, Nj. 102, 235, Háv. 57 (framgangr): to speed, Nj. 150, Fms. xi. 427: to grow, increase (of stock), fé Hallgerðar gékk fram ok varð allmikit, Nj. 22; en er fram gékk mjök kvikfé Skallagríms, Eg. 136, Vígl. 38: to come to pass, skal þess bíða er þetta gengr fram, Nj. 102, Fms. xi. 22: to die, x. 422:—g. frá, to leave (a work) so and so; g. vel frá, to make good work; g. ílla frá, to make bad work; það er ílla frá því gengið, it is badly done:—g. fyrir, to go before, to yield to, to be swayed by a thing; heldr nú við hót, en ekki geng ek fyrir slíku, Fms. i. 305; þó at vér gangim heldr fyrir blíðu en stríðu, ii. 34, Fb. i. 378, Hom. 68; hvárki gékk hann fyrir blíðyrðum né ógnarmálum, Fms. x. 292; hann gékk þá fyrir fortülum hennar, Bs. i. 742: in mod. usage reflex., gangast fyrir íllu, góðu: to give away, tók hann þá at ganga fyrir, Fb. i. 530: Icel. now say, reflex., gangast fyrir, to fall off, from age or the like (vide fyrirgengiligr): to prevent, skal honum þá eigi fyrnska fyrir g., N. G. L. i. 249; þá er hann sekr þrem mörkum nema nauðsyn gangi fyrir, 14; at þeim gangi lögleg forföll fyrir, Gþl. 12:—g. í gegn, to go against, to meet, in mod. usage to deny, and so it seems to be in Gþl. 156; otherwise in old writers it always means the reverse, viz. to avow, confess; maðr gengr í gegn, at á braut kveðsk tekit hafa, the man confessed and said that he had taken it away, Ísl. ii. 331; ef maðr gengr í gegn legorðinu, Grág. i. 340; sá goði er í gegn gékk ( who acknowledged) þingfesti hans, 20; hann iðraðisk úráðs síns, ok gékk í gegn at hann hefði saklausan selt herra sinn, Sks. 584,—this agrees with the parallel phrase, g. við e-t, mod. g. við e-u, to confess, both in old and mod. usage, id.:—g. hjá, to pass by, to waive a thing, Fms. vi. 168:—g. með, to go with one, to wed, marry (only used of a woman, like Lat. nubere), þú hefir þvert tekit at g. með mér, Ld. 262, Sd. 170, Grág. i. 178, Þiðr. 209, Gkv. 2. 27, Fms. xi. 5: medic., g. með barni, to go with child, i. 57; with acc. (barn), Bs. i. 790, and so in mod. usage; a mother says, sama sumarið sem eg gékk með hann (hana) N. N., (meðgöngutími); but dat. in the phrase, vera með barni, to be with child; g. með burði, of animals, Sks. 50, Stj. 70; g. með máli, to assist, plead, Eg. 523, Fms. xi. 105, Eb. 210; g. með e-u, to confess [Dan. medgaae], Stj., but rare and not vernacular:—g. milli, to go between, intercede, esp. as a peacemaker, passim (milli-ganga, meðal-ganga):—g. í móti, to resist, Nj. 90, 159, 171: of the tide, en þar gékk í móti útfalls-straumr, Eg. 600:—g. saman, to go together, marry, Grág. i. 324, Fms. xi. 77: of a bargain, agreement, við þetta gékk saman sættin, Nj. 250; saman gékk kaupit með þeim, 259:—g. sundr, to go asunder, part, and of a bargain, to be broken off, passim:—g. til, to step out, come along; gangit til, ok blótið, 623. 59; gangit til, ok hyggit at, landsmenn, Fms. iv. 282: to offer oneself, to volunteer, Bs. i. 23, 24: the phrase, e-m gengr e-ð til e-s, to purpose, intend; en þat gékk mér til þess ( that was my reason) at ek ann þér eigi, etc., Ísl. ii. 269; sagði, at honum gékk ekki ótrúnaðr til þessa, Fms. x. 39; gékk Flosa þat til, at …, Nj. 178; gengr mér meirr þat til, at ek vilda firra vini mína vandræðum, Fms. ii. 171; mælgi gengr mér til, ‘tis that I have spoken too freely, Orkn. 469, Fms. vi. 373, vii. 258: to fare, hversu hefir ykkr til gengið, how have you fared? Grett. 48 new Ed.; Loka gékk lítt til, it fared ill with L., Fb. i. 276: mod., þat gékk svá til, it so happened, but not freq., as bera við is better, (tilgangr, intention):—g. um e-t, to go about a thing; g. um sættir, to go between, as peacemaker, Fms. v. 156; g. um beina, to attend guests, Nj. 50, passim: to manage, fékk hón svá um gengit, Grett. 197 new Ed.; hversu þér genguð um mitt góðs, 206: to spread over, in the phrase, má þat er um margan gengr; þess er um margan gengr guma, Hm. 93: to veer, go round, of the wind, gékk um veðrit ok styrmdi at þeim, the wind went round and a gale met them, Bs. i. 775:—g. undan, to go before, escape, Ver. 15, Fms. vii. 217, Blas. 49: to be lost, wasted, jafnmikit sem undan gékk af hans vanrækt, Gþl. 338: to absent oneself, eggjuðusk ok báðu engan undan g., Fms. x. 238:—g. undir, to undertake a duty, freq.: to set, of the sun, Rb. 468, Vígl. (in a verse): to go into one’s possession, power, Fms. vii. 207;—g. upp, to be wasted, of money, Fær. 39, Fms. ix. 354: of stones or earth-bound things, to get loose, be torn loose, þeir glímdu svá at upp gengu stokkar allir í húsinu, Landn. 185; flest gékk upp þat sem fyrir þeim varð, Háv. 40, Finnb. 248; ok gékk ór garðinum upp ( was rent loose) garðtorfa frosin, Eb. 190: to rise, yield, when summoned, Sturl. iii. 236: of a storm, gale, to get up, rise, veðr gékk upp at eins, Grett. 94, Bárð. 169; gengr upp stormr hinn sami, Bs. ii. 50: of an ice-bound river, to swell, áin var ákafliga mikil, vóru höfuðísar at báðum-megin, en gengin upp ( swoln with ice) eptir miðju, Ld. 46, Fbr. 20 new Ed., Bjarn. 52; vötnin upp gengin, Fbr. 114; áin var gengin upp ok íll yfirferðar, Grett. 134:—g. við, in the phrase, g. við staf, to go with a staff, rest on it: with dat., g. við e-u, to avow (vide ganga í gegn above):—g. yfir, to spread, prevail, áðr Kristnin gengi yfir, Fms. x. 273; hétu á heiðin goð til þess at þau léti eigi Kristnina g. yfir landit, Bs. i. 23: the phrase, láta eitt g. yfir báða, to let one fate go over both, to stand by one another for weal and woe; hefi ek því heitið honum at eitt skyldi g. yfir okkr bæði, Nj. 193, 201, 204, Gullþ. 8: so in the saying, má þat er yfir margan gengr, a common evil is easier to bear, Fbr. 45 new Ed. (vide um above); muntu nú verða at segja slíkt sem yfir hefir gengið, all that has happened, Fms. xi. 240; þess gengr ekki yfir þá at þeir vili þeim lengr þjóna, they will no longer serve them, come what may, Orkn. 84: to overrun, tyrannize over, þeir vóru ójafnaðar menn ok ganga þar yfir alla menn, Fms. x. 198 (yfirgangr): to transgress, Hom. 109: to overcome, þótti öllum mönnum sem hann mundi yfir allt g., Fms. vii. 326: a naut. term, to dash over, as spray, áfall svá mikit at yfir gékk þegar skipit, Bs. i. 422; hence the metaph. phrase, g. yfir e-n, to be astonished; það gengr yfir mig, it goes above me, I am astonished.

C. Used singly, of various things:

1. of cattle, horses, to graze (haga-gangr); segja menn at svín hans gengi á Svínanesi, en sauðir á Hjarðarnesi, Landn. 124, Eg. 711; kálfrinn óx skjótt ok gékk í túni um sumarit, Eb. 320; Freyfaxi gengr í dalnum fram, Hrafn. 6; þar var vanr at g. hafr um túnit, Nj. 62; þar var til grass (görs) at g., Ld. 96, Grág. passim; gangandi gripr, cattle, beasts, Bjarn. 22; ganganda fé, id., Sturl. i. 83, Band. 2, Ísl. ii. 401.

2. of shoals of fish, to go up, in a river or the like (fiski-ganga, -gengd); vötn er netnæmir fiskar g. í, Grág. i. 149; til landauðnar horfði í Ísafirði áðr fiskr gékk upp á Kvíarmiði, Sturl. ii. 177; fiskr er genginn inn ór álum, Bb. 3. 52.

3. of the sun, stars, vide B. above, (sólar-gangr hæstr, lengstr, and lægstr skemstr = the longest and shortest day); áðr sól gangi af Þingvelli, Grág. i. 24; því at þar gékk eigi sól af um skamdegi, Landn. 140, Rb. passim:—of a thunder-storm, þar gékk reiði-duna með eldingu, Fb. iii. 174:—of the tide, stream, water, vide B. above, eða gangi at vötn eða skriður, K. Þ. K. 78.

4. of a ship, gékk þá skipit mikit, Eg. 390, Fms. vi. 249; létu svá g. suðr fyrir landit, Eg. 78; lét svá g. suðr allt þar til er hann sigldi í Englands-haf, Ó. H. 149; réru nótt ok dag sem g. mátti, Eg. 88; gékk skipit brátt út á haf, Ó. H. 136.

β. to pass; kvað engi skip skyldi g. (go, pass) til Íslands þat sumar, Ld. 18.

II. metaph. to run out, stretch out, project, of a landscape or the like; gengr haf fyrir vestan ok þar af firðir stórir, Eg. 57; g. höf stór ór útsjánum inn í jörðina; haf (the Mediterranean) gengr af Njörva-sundum (the Straits of Gibraltar), Hkr. i. 5; nes mikit gékk í sæ út, Eg. 129, Nj. 261; í gegnum Danmörk gengr sjór (the Baltic) í Austrveg, A. A. 288; fyrir austan hafs-botn þann (Bothnia) er gengr til móts við Gandvík (the White Sea), Orkn. begin.: frá Bjarmalandi g. lönd til úbygða, A. A. 289; Europa gengr allt til endimarka Hispaniae, Stj. 83; öllum megin gengr at henni haf ok kringir um hana, 85; þessi þinghá gékk upp ( extended) um Skriðudal, Hrafn. 24: of houses, af fjósi gékk forskáli, Dropl. 28.

2. to spread, branch out; en af því tungurnar eru ólíkar hvár annarri, þær þegar, er ór einni ok hinni sömu hafa gengit eða greinzt, þá þarf ólíka stafi í at hafa, Skálda (Thorodd) 160: of a narrative, gengr þessi saga mest af Sverri konungi, this story goes forth from him, i. e. relates to, tells of him, Fb. ii. 533; litlar sögur megu g. af hesti mínum, Nj. 90; um fram alla menn Norræna þá er sögur g. frá, Fms. i. 81.

III. to take the lead, prevail; gékk þaðan af í Englandi Valska, thereafter (i. e. after the Conquest) the Welsh tongue prevailed in England, Ísl. ii. 221; ok þar allt sem Dönsk tunga gengi, Fms. xi. 19; meðan Dönsk tunga gengr, x. 179:—of money, to be current, hundrað aura þá er þá gengu í gjöld, Dropl. 16; eigi skulu álnar g. aðrar en þessar, Grág. i. 498; í þenna tíð gékk hér silfr í allar stórskuldir, 500, Fms. viii. 270; eptir því sem gengr ( the course) flestra manna í millum, Gþl. 352:—of laws, to be valid, ok var nær sem sín lög gengi í hverju fylki, Fms. iv. 18; Óðinn setti lög í landi sínu þau er gengit höfðu fyrr með Ásum, Hkr. i. 13; þeirra laga er gengu á Uppsala-þingi, Ó. H. 86; hér hefir Kristindóms-bálk þann er g. skal, N. G. L. i. 339; sá siðr er þá gékk, Fb. i. 71, (vide ganga yfir):—of sickness, plague, famine, to rage, þá gékk landfarsótt, bóla, drepsótt, hallæri, freq.; also impers., gékk því hallæri um allt Ísland, Bs. i. 184; mikit hallæri ok hart gékk yfir fólkið, 486, v. l.; gékk sóttin um haustið fyrir sunnan land; þá gékk mest plágan fyrri, Ann. 1402, 1403.

IV. to go on, last, in a bad sense, of an evil; tókst síðan bardagi, ok er hann hafði gengit um hríð, Fs. 48: impers., hefir þessu gengit ( it has gone on) marga manns-aldra, Fms. i. 282; gékk því lengi, so it went on a long while, Grett. 79 new Ed.; gékk þessu enn til dags, Nj. 272; ok gékk því um hríð, 201; ok gékk því allan þann dag, Fms. vii. 147; lát því g. í allt sumar, xi. 57; gengr þessu þar til er …, Fb. i. 258.

V. denoting violence; létu g. bæði grjót ok vápn, Eg. 261; létu þá hvárir-tveggju g. allt þat er til vápna höfðu, Fms. ix. 44; láta höggin g., to let it rain blows, Úlf. 12. 40; háðung, spottyrði, hróp ok brigzl hver lét með öðrum g. á víxl, Pass. 14. 3, (vápna-gangr); Birkibeinar róa þá eptir, ok létu g. lúðrana, and sounded violently the alarum, Fms. ix. 50, (lúðra-gangr); láta dæluna g., to pour out bad language, vide dæla.

VI. to be able to go on, to go, partly impers.; ef þat gengr eigi, if that will not do, Fms. vi. 284; svá þykt at þeim gékk þar ekki at fara, they stood so close that they could not proceed there, Nj. 247; þá nam þar við, gékk þá eigi lengra, there was a stop; then it could go no farther, Fms. xi. 278; leiddu þeir skipit upp eptir ánni, svá sem gékk, as far as the ship could go, as far as the river was navigable, Eg. 127: esp. as a naut. term, impers., e. g. þeim gékk ekki fyrir nesið, they could not clear the ness; þá gengr eigi lengra, ok fella þeir þá seglið, Bs. i. 423; at vestr gengi um Langanes, 485, v. l.

VII. with adverbs; g. létt, fljótt, to go smoothly; g. þungt, seint, to go slowly; oss munu öll vápna-viðskipti þungt g. við þá, Nj. 201; þungt g. oss nú málaferlin, 181; gékk þeim lítt atsóknin, Stj. 385; at þeim feðgum hefði þá allir hlutir léttast gengit, Bs. i. 274; seint gengr, Þórir, greizlan, Ó. H. 149; g. betr, verr, to get the better, the worse; gékk Ribbungum betr í fyrstu, Fms. ix. 313; gengu ekki mjök kaupin, the bargain did not go well, Nj. 157, cp. ganga til (B. above):—to turn out, hversu g. mundi orrostan, 273; gékk þá allt eptir því sem Hallr hafði sagt, 256; ef kviðir g. í hag sækjanda, if the verdict goes for the plaintiff, Grág. i. 87; þótti þetta mál hafa gengit at óskum, Dropl. 14; mart gengr verr en varir, a saying, Hm. 39; þykir honum nú at sýnu g. ( it seems to him evident) at hann hafi rétt hugsað, Fms. xi. 437; g. andæris, to go all wrong, Am. 14; g. misgöngum, to go amiss, Grág. i. 435; g. e-m í tauma, to turn false ( crooked); þat mun mér lítt í tauma g. er Rútr segir, Nj. 20; g. ofgangi, to go too high, Fms. vii. 269.

VIII. of a blow or the like; hafði gengit upp á miðjan fetann, the axe went in up to the middle of the blade, Nj. 209; gékk þegar á hol, 60; gékk í gegnum skjöldinn, 245, Fb. i. 530.

IX. of law; láta próf g., to make an enquiry; láta vátta g., to take evidence, D. N.

X. to be gone, be lost; gékk hér með holdit niðr at beini, the flesh was torn off, Fb. i. 530: esp. in pass. part. genginn, dead, gone, eptir genginn guma, Hm. 71; moldar-genginn, buried, Sl. 60; hel-genginn, 68; afli genginn, gone from strength, i. e. powerless, Skv. 3. 13.

β. gone, past; gengið er nú það görðist fyr, a ditty; mér er gengið heimsins hjól, gone for me is the world’s wheel ( luck), a ditty.

XI. used as transit. with acc.; hann gengr björninn á bak aptr, he broke the bear’s back in grappling with him, Finnb. 248; ok gengr hana á bak, ok brýtr í sundr í henni hrygginn, Fb. i. 530.

2. medic. with dat. to discharge; ganga blóði, to discharge blood (Dan. blodgang), Bs. i. 337, 383; Arius varð bráðdauðr ok gékk ór sér öllum iðrum, Ver. 47.

D. REFLEX.:

I. singly, gangask, to be altered, to change, be corrupted; gangask í munni, of tradition; var þat löng ævi, ok vant at sögurnar hefði eigi gengisk í munni, Ó. H. pref.; má því eigi þetta mál í munni gengisk hafa, Fb. ii. Sverr. S. pref.; ok mættim vér ráða um nokkut, at málit gengisk, that the case could miscarry, be lost, Glúm. 380:—láta gangask, to let pass. waive; lét Páll þá g. þá hluti er áðr höfðu í millum staðit, Sturl. i. 102; ef þú lætr eigi g. þat er ek kref þik, Fms. xi. 61.

2. e-m gengsk hugr við e-t, to change one’s mind, i. e. to be moved to compassion, yield; sótti hón þá svá at honum gékksk hugr við, Eb. 264; þá gékksk Þorgerði hugr við harma-tölur hans, Ld. 232; ok mun honum g. hugr við þat, svá at hann mun fyrirgefa þér, Gísl. 98; nú sem hann grét, gékksk Ísak hugr við, Stj. 167; er sendimaðr fann at Birni gékksk hugr við féit, Ó. H. 194; við slíkar fortölur hennar gékksk Einari hugr (E. was swayed) til ágirni, Orkn. 24.

II. with prepp. (cp. B. above); gangask at, to ‘go at it,’ engage in a fight; nú gangask þeir at fast, Dropl. 24, Ísl. ii. 267; gengusk menn at sveitum, of wrestlers, they wrestled one with another in sections (Dan. flokkevis), Glúm. 354; þeir gengusk at lengi, Finnb. 248:—gangask fyrir, vide B. above:—gangask í gegn, at móti, to stand against, fight against; at vér látim ok eigi þá ráða er mest vilja í gegn gangask (i. e. the extreme on each side), Íb. 12, cp. Fms. ii. 241; at þeir skipaði til um fylkingar sínar, hverjar sveitir móti skyldi g., i. e. to pair the combatants off, ix. 489; þeir risu upp ok gengusk at móti, Stj. 497. 2 Sam. ii. 15:—g. nær, to come to close quarters (Lat. cominus gerere), Nj. 176, Fms. xi. 240:—gangask á, to dash against one another, to split; á gengusk eiðar, the oaths were broken, Vsp. 30: to be squared off against one another, sú var görð þeirra, at á gengusk vígin húskarlanna, Rd. 288; ekki er annars getið en þeir léti þetta á gangask, i. e. they let it drop, Bjarn. 47; gangask fyrir, to fall off, Fms. iii. 255:—gangask við, to grow, gain strength; áðr en við gengisk hans bæn, before his prayer should be fulfilled, x. 258; ef þat er ætlað at trúa þessi skuli við g., Nj. 162; hétu þeir fast á guðin, at þau skyldi eigi láta við garrgask Kristniboð Ólafs konungs, Fms. ii. 32; þetta gékksk við um öll þau fylki, vii. 300; mikit gékksk Haraldr við (H. grew fast) um vöxt ok afl, Fb. i. 566; Eyvindr hafði mikið við gengizk um menntir, E. had much improved himself in good breeding, Hrafn. 24; vildi hann prófa hvárr þeirra meira hafði við gengisk, which of them had gained most strength, Grett. 107: to be in vogue, in a bad sense, ok löngum við gengisk öfund ok rangindi, Fms. i. 221, cp. Pass. 37. 7:—gangask ór stað, to be removed, Fms. xi. 107.

III. in the phrase, e-m gengsk vel, ílla, it goes well, ill with one, Hom. 168, Am. 53; ílls gengsk þér aldri, nema …, the evil will never leave thee, thou wilt never be happy, unless …, 65.

Íslensk-ensk orðabók > GANGA
7 добирам се

добера се

get, attain (до to), make o.'s way, win through (to), reach, arrive (at), gain; manage to get; finally get; get hold of

прен. get at; arrive at

добирам се до брега gain/win the shore, struggle ashore

добирам се до властта climb to power

добирам се до дома finally get home, manage to get home; win home

добирам се до нови източници на сведения tap new sources of information

добирам се до истината get at/arrive at/disentangle the truth, sift out/find the truth

добирам се до целта win home

добирам се до точни цифри get hold of exact figures

* * *

добѝрам се,

възвр. гл. get, attain (до to), make o.’s way, win through (to), reach, arrive (at), gain; manage to get; finally get; get hold of; прен. get at; arrive at; \добирам се до разг. bag (s.th.), rustle (s.th.) up, sl. get o.’s hooks on; \добирам се до брега gain/win the shore, struggle ashore; \добирам се до властта climb to power; \добирам се до дома finally get home, manage to get home; win home; \добирам се до истината get at/arrive at/disentangle the truth, sift out/find the truth; \добирам се до нови източници на сведения tap new sources of information; \добирам се до точни цифри get hold of exact figures; \добирам се до целта win home.

* * *

gain ; get: to добирам се the truth - добирам се до истината

Български-английски речник > добирам се
8 land

sg - landet, pl - lande

1) страна́ ж

2) су́ша ж, земля́ ж

3) дере́вня ж

bo på landet — жить за́ городом [на да́че]

táge ud på landet — пое́хать за́ город

* * *

country, dry land, earth, land

* * *

(et -e) country;

(mods hav, vand, samt poet.) land;

( landejendom) land(s);

[ landets egne børn] the original population of the country;

(poet.) the sons and daughters of the country;

[ fare land og rige rundt]

(fig) rush around; be driven from pillar to post;

[ fremmede lande] foreign countries;

[ finde ud af hvordan landet ligger] find out how the land lies;

[ som landet ligger] under the circumstances;

[ sådan ligger landet] that's how it is;

(se også varm);

[ med præp:]

[ i land] ashore ( fx the body was washed ashore);

[ her i landet] in this country;

[ gå i land] go ashore,

F disembark;

[ hale (el. trække) i land] back down, backtrack, climb down;

[ få forslaget halet i land] pull the proposal through;

(se også torsk);

[ sætte i land]

(mar) put ashore, land;

[ by inde i] -et inland town;

[ langt (, længere) inde i landet] far (, further) inland;

[ inde under land] inshore;

[ rejse over land] go by land;

[( ude) på landet] in the country;

[ ud på landet] (out) into the country;

[ ligge på landet] stay in the country; spend one's holidays ( fx he is spending his holidays in Jutland);

[ tage på landet] go into the country;

[ sætte et skib på land] beach a vessel;

[ på tørt land] on dry land;

[ den må du længere ud på landet med!] tell that to the marines!

[ til lands] by land;

[ krig til lands] land-war;

[ her til lands] in this country.

Danish-English dictionary > land
9 сляза

вж. слизам

* * *

сля̀за,

слѝзам гл. go/come/get down, descend; (от превозно средство) get down/off (от -), alight (from), get out (of); (от кон) alight (от from), dismount; не \сляза от сцената (за пиеса) hold the stage; помагам някому да слезе help s.o. down; ( отсядам) put up, stop (в at); \сляза в равнина descend into a plain; \сляза на гара get out at a station; \сляза на земята come down to earth (и прен.); \сляза надолу (по стръмнина) go downhill, (за влак) run downhill; \сляза от дърво climb down a tree, come/get down from a tree; \сляза от кораб disembark, land, come/go ashore from a ship (в at); \сляза от облаците прен. come back to earth; \сляза от самолет step off/leave a plane; \сляза от сцената (за пиеса) be off, (за актьор) leave the stage, прен. (за човек) pass from the picture, disappear from the scene, разг. be out of the running; \сляза по стълба climb down a ladder; \сляза по стълбите go down the stairs.

* * *
вж. слизам

Български-английски речник > сляза
10 take

teɪk
1. гл.
1) а) брать, взять б) захватывать, овладевать, схватить( с применением силы) to take as a prisoner ≈ взять в плен take in charge ≈ арестовать
2) взяться;
схватить, взять ( за что-л., за какую-л. часть) take the ax by the handle ≈ взяться за ручку топора Syn: grasp
2., grip I
2.
3) а) принимать форму, очертания( чего-л., тж. перен.) The house took its present form. ≈ Дом принял свой первоначальный облик. Syn: assume б) брать (на себя) определенные функции, принять (напр. какой-л. пост) to take command of the troops ≈ принять командование войсками в) принимать, соглашаться( на что-л.) They will not take such treatment. ≈ Они не потерпят такого обращения.
4) а) получить;
выиграть б) нанести поражение Syn: defeat
2.
5) добывать, доставать
6) а) потреблять;
принимать внутрь, глотать (чаще всего о лекарствах) Take this medicine after meals. ≈ Принимай это лекарство после еды. б) принимать пищу, есть He usually takes breakfast at about eight o'clock. ≈ Он обычно завтракает где-то в восемь часов. Syn: eat
7) занимать, отнимать, требовать (место, время;
тж. take up, и т.д.) It will take two hours to translate this article. ≈ Перевод этой статьи займет два часа.
8) а) пользоваться( транспортом) ;
использовать (средства передвижения) б) снимать( квартиру, дачу и т. п.) в) применять, использовать ( какие-л. средства передвижения)
9) избрать, выбирать (вариант, путь, способ) to take one of the alternatives ≈ выбрать один из вариантов Syn: choose, select
2.
10) доставлять;
сопровождать;
провожать
11) а) полагать, считать б) понимать, воспринимать Do you take me? разг. ≈ Вы меня понимаете? How did he take it? ≈ Как он отнесся к этому?
12) иметь успех;
нравиться;
завоевывать, очаровывать He was taken with her at their first meeting. ≈ Он увлекся ею с их первой встречи. The play didn't take. ≈ Пьеса не имела успеха. Syn: captivate, delight
2.
13) подвергаться;
поддаваться( обработке и т. п.) Syn: undergo
14) выписывать;
получать регулярно (тж. take in) I take two magazines. ≈ Я получаю два журнала.
15) а) отнимать, вычитать (тж. take off;
from) б) перен. забирать, уносить The flood took many lives. ≈ Во время наводнения погибло много людей.
16) а) фотографировать;
изображать;
рисовать б) выходить на фотографии He does not take well. ≈ Он плохо выходит на фотографии.
17) преодолевать;
брать препятствие The horse took the hedge easily. ≈ Лошадь легко взяла препятствие.
18) а) заболеть;
заразиться I take cold easily. ≈ Я легко простужаюсь. б) охватывать.ю поражать( кого-л. чем-л.), обрушиваться( на кого-л.) They were taken with a fit of laughing. ≈ Их охватил приступ смеха.
19) тех. твердеть, схватываться( о цементе и т. п.) ∙ take measurements take aback take aboard take about take abroad take across take action about take after take against take aim at take along take amiss take apart take around take as take as read take ashore take at word take away take back take before take below take a breath take by take charge of take down take for take from take hard take a holiday take home take in take into take it easy take kindly take leave take liberties with take notice take off take off a bandage take offence take on take out take over take pity on take place take root take the sea take shelter take a shot at take sick take sides with take a step take steps take a tan take smb. through smth. take to smth. take to smb. take to a place take to one's heels take to earth take umbrage about take unawares take up take up quarters take up with take upon oneself take with take vote to take to the woods амер. ≈ уклоняться от своих обязанностей (особ. от голосования) to take the biscuit сл. ≈ взять первый приз
2. сущ.
1) а) мед. реакция( на прививку, укол и т.д.) б) приживание( привоя на растении) в) видимая, физическая реакция (кого-л. на какое-л. действие) double take ≈ замедленная реакция
2) а) взятие, захват б) улов (рыбы) ;
добыча( на охоте) Syn: haul
3) материальная выгода а) барыши, выручка б) театральный сбор( от спектакля)
4) а) мнение, точка зрения( по какому-л. вопросу) She was asked for her take on recent scientific results. ≈ Ее спросили о том, что она думает о последних научных достижениях. б) редк. трактовка, интерпретация( чего-л.) a new take on an old style ≈ новое видение старого стиля
5) полигр. урок наборщика
6) кино кинокадр;
дубль ∙ be on the take захват, взятие;
получение( шахматное) взятие (фигуры) (сленг) выручка, барыши;
сбор( театральный) получка улов( рыбы) - great * of fish большой улов рыбы добыча (на охоте) аренда (земли) арендованный участок( разговорное) популярная песенка, пьеса (медицина) (профессионализм) хорошо принявшаяся прививка (полиграфия) "урок" наборщика (кинематографический) снятый кадр, кинокадр, дубль ( медицина) пересадка( кожи) - successful *s успешные операции по пересадке запись( на пленку и т. п.) брать;
хватать - to * a pencil взять карандаш - to * smth. in one's hand взять что-л. в руку - to * smb. by the hand взять кого-л. за руку - to * smb.'s arm взять кого-л. под руку захватывать;
овладевать, завоевывать - to * prisoners захватывать (брать) пленных - he was *n prisoner его взяли /он попал/ в плен ловить - to * fish ловить рыбу - a rabbit *n in a trap заяц, попавшийся в капкан уносить, сводить в могилу - pneumonia took him воспаление легких свело его в могилу, он умер от воспаления легких присваивать, брать (без разрешения) - who has *n my pen? кто взял мою ручку? - she took all the credit to herself она приписала все заслуги себе( from) отбирать, забирать - they took his dog from him они у него забрали /отобрали/ собаку пользоваться;
приобретать;
получать - to * lessons брать уроки - to * a taxi брать такси - to * one's part взять свою часть /долю/ выбирать - to * a role (in a play) выбрать себе роль( в пьесе) - * what you like возьми что хочешь - to * the shortest way выбрать кратчайший путь - to * the wrong road сбиться с пути - * your partners пригласите партнеров (в танце) покупать - to * tickets брать билеты - to * seats in advance приобрести билеты заблаговременно выигрывать;
брать, бить - to * a bishop взять /побить/ слона (в шахматах) (юридическое) вступать во владение, наследовать - the eldest son shall * наследует старший сын доставать, добывать - to * coal добывать уголь - to * the crop убирать /собирать/ урожай взимать, собирать;
добиваться уплаты - to * money for admission взимать плату за прием получать, зарабатывать - to * 100 dollars a week зарабатывать сто долларов в неделю принимать (что-л.) ;
соглашаться (на что-л.) - to * an offer принимать предложение - to * bribes брать взятки получать - * that (and that) ! получай!, вот тебе! воспринимать, реагировать - to * smth. to heart принимать что-л. (близко) к сердцу - to * it all in good fun отнестись ко всему этому с юмором - * it easy! не волнуйся!, смотри на вещи проще!;
не усердствуй чрезмерно! понимать;
толковать - to * a hint понять намек - I * your meaning я вас понимаю, я понимаю, что вы хотите сказать - I * you (устаревшее) я вас понимаю, я понимаю, что вы хотите сказать - how did you * his remark? как вы поняли его замечание? - he can't * a joke он не понимает шуток полагать, считать;
заключать - to * the news to be true /as true/ считать эти сведения верными - what time do you * it to be? как вы думаете /как по-вашему/, сколько сейчас времени? - how old do you * him to be? сколько лет вы ему дадите? - let us * it that it is so предположим, что это так верить;
считать истинным - we must * it at that ничего не поделаешь, приходится верить охватывать, овладевать - an intense despair took him его охватило полное отчаяние - when love *s a man когда любовь овладевает человеком захватывать, увлекать;
нравиться - to * smb.'s fancy поразить чье-л. воображение;
понравиться - this author *s his readers with him этот автор увлекает читателей иметь успех, становиться популярным (тж. * on) - the play didn't * (with the public) пьеса не имела успеха (у публики) записывать, регистрировать, протоколировать - to * notes делать заметки - to * notes of a lecture записывать лекцию - to * minutes вести протокол выходить, получаться на фотографии - he does not * well, he *s badly он плохо выходит /получается/ на фотографии;
он нефотогеничен использовать в качестве примера - * me for example возьмите меня, например - to * one simple example один простой пример вмещать - this car *s only five в этой машине может поместиться только пять человек требовать;
отнимать - it *s time, means and skill на это нужно время, средства и умение - the piano would * much room пианино заняло бы много места - it took some finding( разговорное) это было трудно найти /разыскать/ - she's got what it *s (разговорное) она очень привлекательна, она нравится мужчинам требовать, нуждаться - wait for me, I won't * long подожди меня, я скоро освобожусь требовать (грамматической формы) - a plural noun *s a plural verb существительное во множественном числе требует глагола /употребляется с глаголом/ во множественном числе (in, on) цепляться( за что-л.) ;
застревать, запутываться( в чем-л.) - the anchor took in the seaweed якорь запутался в водорослях жениться;
выходить замуж - he is going to * a wife он собирается жениться - he took to wife Jane Smith( устаревшее) он взял в жены Джейн Смит (сельскохозяйственное) принимать - the cow took the bull корова приняла быка приниматься - before the graft has *n до тех пор, пока прививка не принялась - the flower took at once цветок сразу принялся действовать;
приниматься - the vaccination did not * оспа не привилась /не принялась/ - the medicine seems to be taking лекарство, кажется, подействовало держаться, закрепляться, оставаться - the snow was not taking on the wet streets снег таял на мокрых улицах начинаться, расходиться, набирать силу - the fire has *n огонь набрал силу (американизм) схватываться, замерзать - the pond has *n пруд замерз (техническое) твердеть, схватываться (разговорное) становиться, делаться - to * sick заболеть, захворать;
приболеть принимать (пищу, лекарство) - to * a meal поесть - just * a sip of that wine прошу вас хотя бы пригубить этого вина - will you * tea or coffee? вы будете пить чай или кофе? - I cannot * whiskey я не могу пить /не выношу/ виски - he can't * his drink( разговорное) он не умеет пить - he can * his drink (разговорное) у него крепкая голова, он может много выпить нюхать (табак) клевать, брать ( приманку) - the fish doesn't * (the bait/ the hook/) рыба не клюет ездить( на автобусе, такси и т. п.) - to * a tram поехать на трамвае снимать, арендовать (помещение) - to * a house (for a year) снять дом( на год) нанимать, приглашать( рабочих и т. п.) - to * a maid нанять служанку - to * smb. as a servant взять кого-л. в качестве слуги - he took me into partnership он сделал меня своим компаньоном, он принял /пригласил/ меня в долю - he has been *n into the Air Ministry его взяли /приняли на работу/ в министерство авиации брать (постояльцев и т. п.) - to * pupils брать учеников - to * paying guests брать жильцов с пансионом выписывать или регулярно покупать (газеты и т. п.) ;
подписываться( на газету и т. п.) принимать (руководство, обязанности и т. п.) ;
нести (ответственность и т. п.) - to * command принять командование - to * the lead взять на себя руководство /управление/ - to * all responsibility принять на себя всю полноту ответственности - to * charge of smb., smth. взять на себя заботу о ком-л., чем-л., осуществлять контроль /надзор/ за кем-л., чем-л. - to * the consequences отвечать за последствия - to * the blame upon oneself брать вину на себя - I shall * it upon myself to convince him я беру /возьму/ на себя (задачу) убедить его вступать (в должность и т. п.) - to * office вступать в должность - to * service поступать на службу - to * the crown вступать на престол получать (степень и т. п.) - to * holy orders принять духовный сан, стать священником занимать (место) - to * a front seat садиться спереди - * a seat! садитесь! - * the chair садитесь /сядьте/ на (этот) стул - * your seats! занимайте места! (в поезде и т. п.) держаться, двигаться( в каком-л. направлении) - to * (a little) to the right брать /держаться/ (немного) правее - he took the opposite direction он пошел в противоположном направлении занимать (позицию) ;
придерживаться( мнения, точки зрения и т. п.) - to * the attitude of an outsider занять позицию (стороннего) наблюдателя приобретать, принимать (вид, форму и т. п.) - at times his voice *s a different tone иногда его голос звучит иначе - this drink *s its flavour from the lemon peel лимонная корочка придает этому напитку особый вкус /привкус/ получать, наследовать (имя, название и т. п.) - this apparatus *s its name from the inventor этот аппарат назван по имени изобретателя преодолевать (препятствие и т. п.) - to * a hurdle брать барьер выигрывать, побеждать, одерживать верх( в спортивном состязании и т. п.) - the visiting team took the game 8 to 1 команда гостей выиграла встречу со счетом 8:1 выигрывать, завоевывать, брать (приз и т. п.) ;
занимать (определенное место) - who took the first place? кто занял первое место? поразить (ворота в крикете) (into) посвящать( в тайну и т. п.) - to * smb. into the secret посвятить кого-л. в тайну поделиться с кем-л.;
сделать кого-л. поверенным своих тайн - we took him into the details мы ознакомили его с подробностями;
мы ввели его в курс дела( into) принимать (в расчет и т. п.) - to * smth. into account /into consideration/ принять что-л. во внимание, учесть что-л. изучать (предмет, ремесло) - I shall * French я буду изучать французский язык, я буду заниматься французским вести (занятия и т. п.) - he *s the English class он ведет занятия по английскому языку определять (размер, расстояние и т. п.) ;
снимать (показания приборов) - to * the /a/ temperature измерять температуру носить, иметь размер ( ноги и т. п.) - what size do you * in shoes? какой размер обуви вы носите? подвергаться (наказанию и т. п.) ;
нести (потери, урон) - to * a beating получить взбучку - to * casualties нести потери выдерживать, переносить (неприятности, удары и т. п.) - I don't know how he can * it я не знаю, как он (это) выдерживает - she *s the rough with the smooth она стойко переносит превратности судьбы ( * it) (спортивное) (разговорное) держать (удар) выдерживать (физические нагрузки;
о балке и т. п.) заболеть;
заразиться (болезнью) - I * cold easily я легко простуживаюсь поддаваться (отделке, обработке и т. п.) - wool *s the dye well шерсть хорошо красится - marble *s high polish мрамор отлично полируется впитывать, поглощать (жидкость) - the sand took all the water вся вода ушла в песок( спортивное) принимать (подачу, мяч и т. п.) в сочетании с последующим отглагольным существительным выражает единичный акт или кратковременное действие, соответствующее значению существительного - to * a walk погулять;
прогуляться, пройтись - to * a turn повернуть;
прогуляться, пройтись;
покататься, проехаться - to * a step шагнуть - to * a run разбежаться - to * a shot выстрелить - to * a bath принять ванну в сочетании с существительным выражает действие, носящее общий характер - to * steps принимать меры - to * effect возыметь, оказать действие;
вступить в силу - when the pills took effect когда пилюли подействовали - the law will * effect next year закон вступит в силу с будущего года - to * place случаться, происходить - to * part участвовать, принимать участие - to * post располагаться - to * aim /sight/ прицеливаться > I'll * and bounce a rock on your head (американизм) вот возьму и тресну тебя камнем по башке > to * a drop выпить, подвыпить > to * (a drop /a glass/) too much хватить /хлебнуть/ лишнего > to * the chair занять председательское место, председательствовать;
открыть заседание > to * the veil облачиться в одежду монахини;
уйти в монастырь > to * the floor выступать;
брать слово;
пойти танцевать > to * for granted считать само собой разумеющимся /не требующим доказательств/;
принимать на веру > to * too much for granted быть слишком самонадеянным;
позволять себе слишком много > to * smth. to pieces разобрать что-л. > to * a stick to smb. побить /отделать/ кого-л. палкой > * it or leave it на ваше усмотрение;
как хотите, как угодно > to * a turn for the better6 to * a favourable turn измениться к лучшему, пойти на лад > to * a turn for the worse измениться к худшему;
ухудшиться > his illness took a turn for the worse в его болезни наступило ухудшение > to * it out of smb. утомлять, лишать сил кого-л.;
отомстить кому-л. > the long climb took it out of me длинный подъем утомил меня > the heat *s it out of me от жары я очень устаю, жара лишает меня сил > the illness has *n it out of him он обессилел от болезни > I will * it out of you /of your hide/ я отомщу тебе за это;
это тебе даром не пройдет;
ты мне за это заплатишь;
так просто ты не отделаешься;
я с тобой рассчитаюсь /расквитаюсь/ > he will * it out of me /of my hide/ он отыграется на мне;
он мне отомстит за это > to * smb.'s measure снимать мерку с кого-л.;
присматриваться к кому-л.;
определять чей-л. характер;
распознать /раскусить/ кого-л. > to * sides присоединиться /примкнуть/ к той или другой стороне > to * smb.'s side /part/, to * sides /part/ with smb. стать на /принять/ чью-л. сторону > to * to one's heels улизнуть, удрать, дать стрекача, пуститься наутек > to * one's hook смотать удочки, дать тягу > to * it on the lam( американизм) (сленг) смываться, скрываться;
улепетывать > to * the cake /the biscuit, the bun/ занять /выйти на/ первое место;
получить приз > it *s the cake! это превосходит все!, дальше идти некуда! > to * off one's hat to smb. восхищаться кем-л., преклоняться перед кем-л., снимать шляпу перед кем-л. > to * a back seat отойти на задний план, стушеваться;
занимать скромное положение > to * a run at smth. попытаться заняться чем-л. > to * a shot /a swing/ at smth. /at doing smth./ попытаться /рискнуть/ сделать что-л. > to * liberties with smb. позволять себе вольности по отношению к кому-л.;
быть непозволительно фамильярным с кем-л. > not to be taking any не быть склонным( делать что-л.) > I am not taking any слуга покорный! > to * one's hair down разойтись вовсю, разбушеваться > to * smb. for a ride прикончить /укокошить/ кого-л. > to * the starch /the frills/ out of smb. (американизм) сбить спесь с кого-л., осадить кого-л. > to * smth. with a grain of salt относиться к чему-л. скептически /недоверчиво, критически/ > to * the bit between the /one's/ teeth закусить удила, пойти напролом > to * to earth (охота) уходить в нору;
спрятаться, притаиться > to * a load from /off/ smb.'s mind снять тяжесть с души у кого-л. > you've *n a load off my mind ты снял тяжесть с моей души, у меня от сердца отлегло > to * a load from /off/ one's feet сесть > to * a leaf out of smb.'s book следовать чьему-л. примеру, подражать кому-л. > to * a rise out of smb. вывести кого-то из себя > to * in hand взять в руки, прибрать к рукам;
взять в свои руки;
взяться, браться( за что-л.) > to * smb. to task сделать кому-то выговор > to * smb. off his feet вызвать чей-л. восторг;
поразить /увлечь, потрясти/ кого-л. > to * smb. out of his way доставлять кому-л. лишние хлопоты > to * it into one's head вбить /забрать/ себе в голову > to * one's courage in both hands набраться храбрости, собраться с духом > to * exception to smth. возражать /протестовать/ против чего-л. > to * the name of God /the Lord's name/ in vain богохульствовать, кощунствовать;
упоминать имя Господа всуе > to * a /one's/ call, to * the curtain (театроведение) выходить на аплодисменты > to * the field( военное) начинать боевые действия;
выступать в поход;
выйти на поле( о футбольной команде) > to * in flank( военное) атаковать с фланга > to * out of action( военное) выводить из боя > * your time! не спеши(те) !, не торопи(те) сь! > he took his time over the job он делал работу медленно /не спеша/ > to * time by the forelock действовать немедленно, воспользоваться случаем > the devil * him! черт бы его побрал! ~ заболеть;
заразиться;
I take cold easily я легко простужаюсь;
to be taken ill заболеть ~ in обмануть;
to be taken in быть обманутым ~ полагать, считать;
понимать;
you were late, I take it вы опоздали, надо полагать;
do you take me? разг. вы меня понимаете? ~ уносить (жизни) ;
the flood took many lives во время наводнения погибло много людей ~ выходить на фотографии;
he does not take well он плохо выходит на фотографии it will ~ two hours to translate this article перевод этой статьи займет два часа;
he took half an hour over his dinner обед отнял у него полчаса ~ преодолевать;
брать препятствие;
the horse took the hedge easily лошадь легко взяла препятствие ~ воспринимать, реагировать (на что-л.) ;
относиться( к чему-л.) ;
how did he take it? как он отнесся к этому?;
to take coolly относиться хладнокровно ~ выписывать;
получать регулярно (тж. take in) ;
I take a newspaper and two magazines я получаю газету и два журнала ~ заболеть;
заразиться;
I take cold easily я легко простужаюсь;
to be taken ill заболеть ~ полагать, считать;
понимать;
you were late, I take it вы опоздали, надо полагать;
do you take me? разг. вы меня понимаете? ~ доставлять (куда-л.) ;
брать с собой;
сопровождать;
провожать;
to take (smb.) home провожать (кого-л.) домой;
I'll take her to the theatre я поведу ее в театр I'll ~ you up on that ловлю вас на слове;
take upon: to take upon oneself брать на себя( ответственность, обязательства) it will ~ two hours to translate this article перевод этой статьи займет два часа;
he took half an hour over his dinner обед отнял у него полчаса ~ иметь успех;
нравиться, увлекать;
she took his fancy она завладела его воображением;
the play didn't take пьеса не имела успеха ~ иметь успех;
нравиться, увлекать;
she took his fancy она завладела его воображением;
the play didn't take пьеса не имела успеха take аренда земли ~ арендованный участок ~ арендовать ~ барыши, выручка ~ брать, завладевать;
обращать в собственность ~ (took;
taken) брать ~ брать ~ брутто-доходы ~ взимать ~ взять, захватить, овладеть;
to take prisoner взять в плен;
to take in charge арестовать ~ воздействовать, оказывать действие;
the vaccination did not take оспа не привилась ~ воспринимать, реагировать (на что-л.) ;
относиться (к чему-л.) ;
how did he take it? как он отнесся к этому?;
to take coolly относиться хладнокровно ~ выбирать (путь, способ) ;
to take the shortest way выбрать кратчайший путь ~ выписывать;
получать регулярно (тж. take in) ;
I take a newspaper and two magazines я получаю газету и два журнала ~ выручать ~ выручка ~ выходить на фотографии;
he does not take well он плохо выходит на фотографии ~ доставать, добывать;
to take coal добывать уголь ~ доставлять (куда-л.) ;
брать с собой;
сопровождать;
провожать;
to take (smb.) home провожать (кого-л.) домой;
I'll take her to the theatre я поведу ее в театр ~ заболеть;
заразиться;
I take cold easily я легко простужаюсь;
to be taken ill заболеть ~ задерживать, арестовывать ~ занимать, отнимать (место, время;
тж. take up) ;
требовать (терпения, храбрости и т. п.) ~ захват, взятие ~ измерять;
to take measurements снимать мерку ~ иметь успех;
нравиться, увлекать;
she took his fancy она завладела его воображением;
the play didn't take пьеса не имела успеха ~ кино кинокадр;
дубль ~ ловить;
to take fish ловить рыбу;
to take in the act (of) застать на месте преступления ~ нанимать ~ отнимать, вычитать (тж. take off;
from) ~ подвергаться;
поддаваться (обработке и т. п.) ~ полагать, считать;
понимать;
you were late, I take it вы опоздали, надо полагать;
do you take me? разг. вы меня понимаете? ~ получать, принимать ~ получать ~ получение ~ получить;
выиграть;
to take a prize получить приз ~ получка ~ пользоваться (транспортом) ;
использовать (средства передвижения) ;
to take a train( a bus) сесть в поезд (в автобус) ;
ехать поездом( автобусом) ~ потреблять;
принимать внутрь, глотать;
to take wine пить вино ~ преодолевать;
брать препятствие;
the horse took the hedge easily лошадь легко взяла препятствие ~ принимать, соглашаться (на что-л.) ;
to take an offer принять предложение;
they will not take such treatment они не потерпят такого обращения ~ приобретать правовой титул ~ реализованная прибыль ~ сбор (театральный) ~ сбор ~ снимать (квартиру, дачу и т. п.) ~ снимать ~ тех. твердеть, схватываться (о цементе и т. п.) ~ улов (рыбы) ;
добыча (на охоте) ~ уносить (жизни) ;
the flood took many lives во время наводнения погибло много людей ~ полигр. урок наборщика ~ фотографировать;
изображать;
рисовать to ~ a breath вдохнуть;
перевести дыхание;
to take root укореняться to ~ effect вступить в силу;
возыметь действие;
to take leave уходить;
прощаться (of) ;
to take notice замечать;
to take a holiday отдыхать ~ получить;
выиграть;
to take a prize получить приз to ~ steps принимать меры;
to take a step шагнуть;
to take a tan загореть to ~ steps принимать меры;
to take a step шагнуть;
to take a tan загореть ~ пользоваться (транспортом) ;
использовать (средства передвижения) ;
to take a train (a bus) сесть в поезд (в автобус) ;
ехать поездом( автобусом) ~ aback захватить врасплох;
поразить, ошеломить;
take after походить( на кого-л.) ~ aback захватить врасплох;
поразить, ошеломить;
take after походить (на кого-л.) ~ принимать, соглашаться (на что-л.) ;
to take an offer принять предложение;
they will not take such treatment они не потерпят такого обращения ~ доставать, добывать;
to take coal добывать уголь ~ воспринимать, реагировать (на что-л.) ;
относиться (к чему-л.) ;
how did he take it? как он отнесся к этому?;
to take coolly относиться хладнокровно ~ down записывать ~ down проглатывать ~ down протоколировать ~ down полигр. разбирать( набор) ~ down разбирать (машину и т. п.) ~ down регистрировать ~ down снижать (цену) ~ down снижать ~ down снимать (со стены, полки и т. п.) ~ down сносить, разрушать ~ down унижать;
сбивать спесь (с кого-л.) ;
take for принимать за ~ ловить;
to take fish ловить рыбу;
to take in the act (of) застать на месте преступления ~ down унижать;
сбивать спесь (с кого-л.) ;
take for принимать за ~ in брать (жильца;
работу на дом и т. п.) ~ in включать, содержать ~ in занимать (территорию) ~ in обмануть;
to be taken in быть обманутым ~ in поверить( ложным заявлениям) ~ in понять сущность( факта, довода) ~ in амер. посетить, побывать;
осматривать( достопримечательности) ;
to take in a movie пойти в кино ~ in принимать гостя ~ in регулярно получать ~ in смотреть;
видеть ~ in убирать (паруса) ~ in ушивать( одежду) ~ in амер. посетить, побывать;
осматривать (достопримечательности) ;
to take in a movie пойти в кино ~ in a partner принимать в дело компаньоном ~ взять, захватить, овладеть;
to take prisoner взять в плен;
to take in charge арестовать ~ ловить;
to take fish ловить рыбу;
to take in the act (of) застать на месте преступления ~ it from me разг. верьте мне;
to take too much подвыпить, хлебнуть лишнего to ~ it into one's head забрать себе в голову, возыметь желание;
to take it lying down безропотно сносить (что-л.) to ~ it into one's head забрать себе в голову, возыметь желание;
to take it lying down безропотно сносить (что-л.) to ~ the biscuit sl взять первый приз;
take it or leave it как хотите;
либо да, либо нет to ~ kindly to относиться доброжелательно;
to take oneself off уходить, уезжать;
to take the sea выходить в море;
пускаться в плавание to ~ effect вступить в силу;
возыметь действие;
to take leave уходить;
прощаться (of) ;
to take notice замечать;
to take a holiday отдыхать ~ измерять;
to take measurements снимать мерку ~ off ав. взлететь, оторваться от земли или воды ~ off вычитать ~ off подражать;
передразнивать ~ off сбавлять( цену) ~ off снимать;
to take (smth.) off one's hands избавиться от (чего-л.) ;
сбыть с рук ~ off уводить( кого-л. куда-л.) ~ off удалять ~ off уменьшать(ся) ;
потерять( в весе) ~ off уничтожать, губить, убивать ~ off снимать;
to take (smth.) off one's hands избавиться от (чего-л.) ;
сбыть с рук ~ on trust принимать на веру trust: ~ доверие, вера;
to have (или to put, to repose) trust in доверять;
to take on trust принимать на веру to ~ kindly to относиться доброжелательно;
to take oneself off уходить, уезжать;
to take the sea выходить в море;
пускаться в плавание ~ out брать (патент) ~ out выбирать, выписывать (цитаты) ~ out выводить (пятно) ~ out выводить на прогулку ~ out вынимать ~ out пригласить, повести( в театр, ресторан) ~ out a card of admission получать пригласительный билет ~ out a licence получать лицензию ~ out a licence получать разрешение ~ out a patent брать патент ~ out a policy получать страховой полис ~ out a policy страховаться ~ out a subscription for оформлять подписку ~ out a subscription for подписываться ~ out a trade licence получать разрешение на торговлю ~ out insurance застраховываться ~ out insurance получать страховой полис ~ out representation in respect of estate получать право представительства в отношении имущества ~ over вступать во владение (вместо другого лица) ;
when did the government take over the railways in Great Britain? когда в Великобритании были национализированы железные дороги? ~ over перевозить ~ over перевозить на другой берег ~ over принимать должность от другого лица ~ over принимать на себя ведение дел ~ over принимать (должность и т. п.) от другого ~ взять, захватить, овладеть;
to take prisoner взять в плен;
to take in charge арестовать to ~ place случаться;
to take shelter укрыться;
to take a shot выстрелить to ~ the biscuit sl взять первый приз;
take it or leave it как хотите;
либо да, либо нет to ~ kindly to относиться доброжелательно;
to take oneself off уходить, уезжать;
to take the sea выходить в море;
пускаться в плавание ~ выбирать (путь, способ) ;
to take the shortest way выбрать кратчайший путь ~ to прибегнуть( к чему-л.) ;
to take to one's bed заболеть, слечь ~ to привязаться( к кому-л.) ;
пристраститься( к чему-л.) ;
приобрести привычку;
we took to him right away он нам сразу пришелся по душе to ~ to the woods амер. уклоняться от своих обязанностей (особ. от голосования) ~ it from me разг. верьте мне;
to take too much подвыпить, хлебнуть лишнего ~ up арестовывать ~ up брать на себя размещение ценных бумаг ~ up браться (за что-л.) ~ up возвращаться к начатому ~ up впитывать влагу ~ up выкупать ~ up занимать, отнимать (время, место и т. п.) ~ up занимать, принимать;
to take up an attitude занять позицию ~ up обсуждать (план и т. п.) ~ up оплачивать ~ up поднимать ~ up подписываться на ценные бумаги ~ up прервать;
одернуть ~ up принимать (пассажира) ~ up принимать под покровительство ~ up приобретать to ~ up (with smb.) разг. сближаться( с кем-л.) ~ up занимать, принимать;
to take up an attitude занять позицию I'll ~ you up on that ловлю вас на слове;
take upon: to take upon oneself брать на себя (ответственность, обязательства) to ~ vote голосовать;
to take offence обижаться;
to take pity( on smb.) сжалиться( над кем-л.) ~ потреблять;
принимать внутрь, глотать;
to take wine пить вино wine: wine вино;
green (или new) wine молодое вино;
thin wine плохое вино;
to take wine (with smb.) обменяться тостами (с кем-л.) ;
in wine пьяный, опьяневший ~ принимать, соглашаться (на что-л.) ;
to take an offer принять предложение;
they will not take such treatment они не потерпят такого обращения I'll ~ you up on that ловлю вас на слове;
take upon: to take upon oneself брать на себя (ответственность, обязательства) ~ воздействовать, оказывать действие;
the vaccination did not take оспа не привилась ~ to привязаться (к кому-л.) ;
пристраститься (к чему-л.) ;
приобрести привычку;
we took to him right away он нам сразу пришелся по душе ~ over вступать во владение (вместо другого лица) ;
when did the government take over the railways in Great Britain? когда в Великобритании были национализированы железные дороги? ~ полагать, считать;
понимать;
you were late, I take it вы опоздали, надо полагать;
do you take me? разг. вы меня понимаете?

Большой англо-русский и русско-английский словарь > take
11 saltar

v.

1 to jump (over).

saltó de o desde una ventana she jumped out of o from a window

saltar sobre alguien to set upon somebody (abalanzarse)

saltar a la cuerda to skip (peninsular Spanish)

saltar a la comba to skip (peninsular Spanish)

saltar de un tema a otro to jump (around) from one subject to another

La rana salta The frog jumps.

2 to jump up.

saltar de la silla to jump out of one's seat

3 to jump, to shoot (salir disparado) (object).

4 to go off (alarma).

hacer saltar to set off

5 to explode, to blow up.

el automóvil saltó por los aires the car was blown into the air

han saltado los plomos the fuses have blown

6 to break.

7 to explode (reaccionar bruscamente).

saltar a la mínima to be quick to lose one's temper

8 to skip, to miss out.

9 to bound.

10 to jump over, to leap over, to climb over, to jump.

El chico salta el río The boy jumps over the river.

11 to pop, to protrude.

Estaba tan asustado que sus ojos saltaron He was so scared his eyes popped.

* * *

saltar

► verbo intransitivo

1 (gen) to jump, leap

■ saltó de la cama she jumped out of bed

■ saltamos del muro we jumped off the wall

2 (en paracaídas) to parachute

3 (romperse) to break; (estallar) to burst

4 (desprenderse) to come off

5 (tapón, corcho) to pop out, pop off

6 figurado (enfadarse) to blow up, explode

■ salta por todo he flies off the handle at the slightest thing

7 figurado (de una cosa a otra) to jump, skip

8 figurado (decir) to come out ( con, with); (contestar) to answer ( con, with)

■ saltó con una tontería he came out with a silly remark

9 figurado (de un cargo, empleo) to be thrown out

■ saltó de la vicepresidencia por corrupción he was thrown out as vice president because of corruption

► verbo transitivo

1 figurado (salvar de un salto) to jump (over), leap (over)

2 (arrancar) to pull off

3 (ajedrez etc) to jump

4 figurado (omitir) to skip, miss out

► verbo pronominal saltarse

1 (ley etc) to ignore

2 (omitir) to skip, miss out

3 (desprenderse) to come off; (- lentilla) to fall out

■ se le saltó un botón one of her buttons came off

\

FRASEOLOGÍA

estar a la que salta (estar atento) to be always on the look out for an opportunity 2 (enfadarse por todo) to have a short fuse

hacer saltar to blow up

hacer saltar las lágrimas a alguien figurado to bring tears to somebody's eyes

saltar a la cuerda / saltar a la comba to skip

saltar a la vista figurado to be obvious, be as plain as the nose on one's face

saltar de alegría figurado to jump for joy

saltar en pedazos to break into pieces, smash to bits

saltar sobre alguien figurado to pounce on somebody

saltarle a alguien la tapa de los sesos familiar to blow somebody's brains out

saltarse el turno to jump the queue

saltarse un semáforo to jump the lights

saltársele a uno las lágrimas figurado to have tears in one's eyes

■ se me saltaron las lágrimas tears came to my eyes

* * *

verb

1) to jump, leap

2) burst, explode

3) pop out

•

- saltarse

* * *

1. VI

1) [persona, animal] (=dar un salto) (tb Atletismo) to jump; [más lejos] to leap; [a la pata coja] to hop

saltar de alegría — to jump with o for joy

saltar a la comba — to skip, jump rope (EEUU)

hacer saltar un caballo — to jump a horse, make a horse jump

- está a la que salta

2) (=lanzarse)

a) (lit)

saltar al campo o al césped — (Dep) to come out on to the pitch

• saltar al agua — to jump o dive into the water

• saltar de la cama — to leap out of bed

• saltar en paracaídas — to parachute

• saltar por una ventana — to jump o leap out of a window

• saltar sobre algn — to jump o leap o pounce on sb

• saltar a tierra — to leap ashore

b) (fig)

saltar al mundo de la política — to go into politics, move into the political arena

saltar del último puesto al primero — to jump from last place to first

saltar a la fama — to win fame, be shot to fame

3) (=salir disparado) [chispa] to fly, fly out; [líquido] to shoot out, spurt out; [corcho] to pop out; [resorte] to break, go *; [astilla] to fly off; [botón] to come off; [pelota] to fly

saltan chispas — sparks are flying

está saltando el aceite — the oil is spitting

la pelota saltó fuera del campo — the ball flew out of the ground

el balón saltó por encima de la portería — the ball flew over the bar

hacer saltar una trampa — to spring a trap

el asunto ha saltado a la prensa — the affair has reached the newspapers

- saltar a la memoria

- salta a la vista

4) (=estallar) [cristal] to shatter; [recipiente] to crack; [madera] to crack, snap, break

la bombilla saltó en pedazos — the light bulb exploded

hacer saltar un edificio — to blow a building up

• saltar por los aires, el coche saltó por los aires — the car was blown up

el acuerdo puede saltar por los aires — the agreement could be destroyed o go up in smoke

hacer saltar algo por los aires — to blow sth up
banca 2)
5) (Elec) [alarma] to go off; [plomos] to blow

6) [al hablar]

a) [de forma inesperada] to say, pipe up *

-¡estupendo! -saltó uno de los chavales — "great!" piped up * o said one of the boys

saltar con una patochada — to come out with a ridiculous o foolish remark

saltar de una cosa a otra — to skip from one thing o subject to another, skip about

b) [con ira] to explode, blow up

7) (=irse)

saltar de un puesto — to give up a job

hacer saltar a algn de un puesto — to boot sb out of a job *

8) [cantidad, cifra] to shoot up, leap, leap up

la mayoría ha saltado a 900 votos — the majority has shot up o leaped (up) to 900 votes

9)

saltar atrás — (Bio) to revert

2. VT

1) [+ muro, obstáculo] [por encima] to jump over, jump; [llegando más lejos] to leap, leap over; [apoyándose con las manos] to vault

el caballo saltó la valla — the horse jumped over o jumped the fence

2) (=arrancar)

le saltó tres dientes — he knocked out three of his teeth

me has saltado un botón — you've torn off one of my buttons

3) [con explosivos] to blow up

3.

See:

saltarse

* * *
1.
verbo intransitivo

1)

a) ( brincar) to jump; (más alto, más lejos) to leap

saltar a la cuerda or (Esp) comba — to jump rope (AmE), to skip (BrE)

saltaban de (la) alegría — they were jumping for joy

salté por encima de las cajas — I jumped over the boxes

miraba saltar las truchas en el río — he watched the trout leaping in the river

saltar con or en una pierna — to hop

b) ( en atletismo) to jump

tendrá que saltar 1,85m — he will have to jump o clear 1.85m

c) pelota to bounce

d) ( lanzarse) to jump

saltar en paracaídas — to parachute

saltó desde una ventana — he jumped from a window

saltar a tierra/al suelo — to jump to the ground

saltar al agua — to jump into the water

¿sabes saltar del trampolín? — can you dive off the springboard?

saltó al vacío — he leapt into space

saltar SOBRE algo/alguien — to jump on something/somebody

la pantera saltó sobre su presa — the panther jumped o leapt on its prey

e) ( levantarse)

saltar de la cama/del sillón — to jump out of bed/off one's chair

2)

a) ( aparecer)

saltar A algo: ambos equipos saltan al terreno de juego the two teams are now coming out onto the pitch; salta a la vista que... it's patently obvious that...; la noticia saltó a primera plana — the story hit the headlines o made front-page news

b) ( pasar)

saltar DE algo A algo — to jump from something to something

saltaba de una idea a otra — she kept jumping from one idea to the next

3)

a) botón to come off, pop off; chispas to fly; aceite to spit; corcho to pop out; fusibles to blow

le hizo saltar tres dientes de un puñetazo — he knocked out three of his teeth with one punch

hacer saltar la banca — to break the bank

b) ( estallar)

la bomba hizo saltar el coche por los aires — the bomb blew the car into the air

hicieron saltar el edificio con dinamita — they blew up the building with dynamite

4) (fam) persona

a) ( enojarse) to lose one's temper, get angry

b) (decir, soltar) to retort

- eso no es verdad -saltó Julián — that's not true, retorted Julián

saltar con algo: ¿y ahora saltas con eso? — and now you come out with that?
2.
saltar vt

a) <obstáculo/valla/zanja> to jump (over); ( apoyándose) to vault (over)

el caballo se negó a saltar la valla — the horse refused the fence

b) ( omitir) <pregunta/página> to skip, miss out

me saltó al pasar lista — he missed me out when he was taking the register
3.
saltarse v pron

1)

a) ( omitir) <línea/página/nombre> to skip; < comida> to miss, skip

b) <semáforo/stop> to jump; < leyes> to bypass, circumvent

2) botón to come off, pop off; pintura to chip

se le saltaron las lágrimas — her eyes filled with tears

3) (Chi) diente/loza to chip

* * *

= leap, bounce, pipe, skip, jump, hop, pop.

Ex. For those involved in producing BNB, the eighties have seen this question leap in a single bound into the realm of stark reality from the cosy abstraction of AACR2.

Ex. When children bounce on mother's knee to a song or a nursery rhyme and maybe when they chuckle at special words, names, and puns, they are responding to the texture and rhythm of sounds.

Ex. Suddenly she piped triumphantly, almost getting to her feet: 'We could let the student assistants go!'.

Ex. The article 'Hop, skip, and jump' reviews the range of specialist browsing tools available to beginners for navigating the World Wide Web.

Ex. Field lengths are indicated as explained above and the cursor can be made to 'jump' from field to field for entry or amendment.

Ex. The article ' Hop, skip, and jump' reviews the range of specialist browsing tools available to beginners for navigating the World Wide Web.

Ex. The azaleas are popping, the redbuds are in their finest attire, and the dogwoods are lacy jewels at the edge of the wood.

----

* cuerda de saltar = skipping rope, skip rope, jump rope.

* empezar a saltar las lágrimas = eyes + start to well up.

* empezar a saltar las lágrimas = eyes + start to well up with tears.

* escapar saltando en paracaídas = bale out.

* fusible + saltar = blow + a fuse.

* hacer saltar la banca = break + the bank.

* hacer saltar por los aires = blow + sky high.

* peldaños para saltar una cerca = stile.

* saltar a la fama = jump into + stardom.

* saltar a la palestra = come out in + the open.

* saltar a la vista = be patently clear.

* saltar al estrellato = jump into + stardom.

* saltar de una isla a otra = island-hop.

* saltar en paracaídas = parachute.

* saltar la comba = skip + rope.

* saltarse = skip over, skip.

* saltarse Algo a la torera = flout.

* saltarse la ley a la torera = flout + the law.

* saltarse pasos intermedios = jump + steps.

* saltarse una clase = skip + class, miss + class, cut + class.

* * *
1.
verbo intransitivo

1)

a) ( brincar) to jump; (más alto, más lejos) to leap

saltar a la cuerda or (Esp) comba — to jump rope (AmE), to skip (BrE)

saltaban de (la) alegría — they were jumping for joy

salté por encima de las cajas — I jumped over the boxes

miraba saltar las truchas en el río — he watched the trout leaping in the river

saltar con or en una pierna — to hop

b) ( en atletismo) to jump

tendrá que saltar 1,85m — he will have to jump o clear 1.85m

c) pelota to bounce

d) ( lanzarse) to jump

saltar en paracaídas — to parachute

saltó desde una ventana — he jumped from a window

saltar a tierra/al suelo — to jump to the ground

saltar al agua — to jump into the water

¿sabes saltar del trampolín? — can you dive off the springboard?

saltó al vacío — he leapt into space

saltar SOBRE algo/alguien — to jump on something/somebody

la pantera saltó sobre su presa — the panther jumped o leapt on its prey

e) ( levantarse)

saltar de la cama/del sillón — to jump out of bed/off one's chair

2)

a) ( aparecer)

saltar A algo: ambos equipos saltan al terreno de juego the two teams are now coming out onto the pitch; salta a la vista que... it's patently obvious that...; la noticia saltó a primera plana — the story hit the headlines o made front-page news

b) ( pasar)

saltar DE algo A algo — to jump from something to something

saltaba de una idea a otra — she kept jumping from one idea to the next

3)

a) botón to come off, pop off; chispas to fly; aceite to spit; corcho to pop out; fusibles to blow

le hizo saltar tres dientes de un puñetazo — he knocked out three of his teeth with one punch

hacer saltar la banca — to break the bank

b) ( estallar)

la bomba hizo saltar el coche por los aires — the bomb blew the car into the air

hicieron saltar el edificio con dinamita — they blew up the building with dynamite

4) (fam) persona

a) ( enojarse) to lose one's temper, get angry

b) (decir, soltar) to retort

- eso no es verdad -saltó Julián — that's not true, retorted Julián

saltar con algo: ¿y ahora saltas con eso? — and now you come out with that?
2.
saltar vt

a) <obstáculo/valla/zanja> to jump (over); ( apoyándose) to vault (over)

el caballo se negó a saltar la valla — the horse refused the fence

b) ( omitir) <pregunta/página> to skip, miss out

me saltó al pasar lista — he missed me out when he was taking the register
3.
saltarse v pron

1)

a) ( omitir) <línea/página/nombre> to skip; < comida> to miss, skip

b) <semáforo/stop> to jump; < leyes> to bypass, circumvent

2) botón to come off, pop off; pintura to chip

se le saltaron las lágrimas — her eyes filled with tears

3) (Chi) diente/loza to chip

* * *

= leap, bounce, pipe, skip, jump, hop, pop.

Ex: For those involved in producing BNB, the eighties have seen this question leap in a single bound into the realm of stark reality from the cosy abstraction of AACR2.

Ex: When children bounce on mother's knee to a song or a nursery rhyme and maybe when they chuckle at special words, names, and puns, they are responding to the texture and rhythm of sounds.

Ex: Suddenly she piped triumphantly, almost getting to her feet: 'We could let the student assistants go!'.

Ex: The article 'Hop, skip, and jump' reviews the range of specialist browsing tools available to beginners for navigating the World Wide Web.

Ex: Field lengths are indicated as explained above and the cursor can be made to 'jump' from field to field for entry or amendment.

Ex: The article ' Hop, skip, and jump' reviews the range of specialist browsing tools available to beginners for navigating the World Wide Web.

Ex: The azaleas are popping, the redbuds are in their finest attire, and the dogwoods are lacy jewels at the edge of the wood.

* cuerda de saltar = skipping rope, skip rope, jump rope.

* empezar a saltar las lágrimas = eyes + start to well up.

* empezar a saltar las lágrimas = eyes + start to well up with tears.

* escapar saltando en paracaídas = bale out.

* fusible + saltar = blow + a fuse.

* hacer saltar la banca = break + the bank.

* hacer saltar por los aires = blow + sky high.

* peldaños para saltar una cerca = stile.

* saltar a la fama = jump into + stardom.

* saltar a la palestra = come out in + the open.

* saltar a la vista = be patently clear.

* saltar al estrellato = jump into + stardom.

* saltar de una isla a otra = island-hop.

* saltar en paracaídas = parachute.

* saltar la comba = skip + rope.

* saltarse = skip over, skip.

* saltarse Algo a la torera = flout.

* saltarse la ley a la torera = flout + the law.

* saltarse pasos intermedios = jump + steps.

* saltarse una clase = skip + class, miss + class, cut + class.

* * *

saltar [A1 ]

vi

A

1 (brincar) to jump; (más alto, más lejos) to leap

saltar a la cuerda or ( Esp) a la comba or ( Chi) al cordel to jump rope ( AmE), to skip ( BrE)

saltaban de (la) alegría they were jumping for joy

tuve que saltar por encima de las cajas I had to jump over the boxes

saltó de la silla he leapt o jumped up out of his chair

los cachorros saltaban juguetones a su alrededor the puppies romped playfully around her

miraba saltar las truchas en el río he watched the trout leaping in the river

saltar con or en una pierna to hop

están dispuestos a saltar por encima de todo para conseguirlo they're prepared to go to any lengths o they'll stop at nothing to get it

2 (en atletismo) to jump

saltó casi seis metros he jumped nearly six meters

para clasificarse tendrá que saltar 1,85m to qualify he will have to jump o clear 1.85m

3 «pelota» to bounce; «párpado» to twitch

4 (lanzarse) to jump

saltó del tren en marcha she jumped from the moving train

saltar en paracaídas to parachute

saltó desde una ventana/desde un tercer piso he jumped from a window/the third floor

al saltar a tierra se hizo daño she hurt herself jumping to the ground

echó una carrera y saltó al otro lado del río he took a run and jumped o leapt over the river

¿sabes saltar del trampolín? can you dive off the springboard?

saltó al vacío he leapt into space

saltar SOBRE algn/algo to jump ON sb/sth

dos individuos saltaron sobre él y le robaron la cartera two people jumped on him and stole his wallet

la pantera saltó sobre su presa the panther jumped o leapt o sprang on its prey

B

1 (aparecer) saltar A algo:

ambos equipos saltan al terreno de juego the two teams are now coming out onto the pitch

salta ahora a las pantallas comerciales is now on release at commercial theaters ( AmE) o ( BrE) cinemas

cuatro nombres saltan de inmediato a la memoria four names immediately spring to mind

salta a la vista que están descontentos it's patently obvious o quite clear that they're unhappy

la noticia saltó a la primera página de los periódicos the story hit the headlines o made front-page news

2 (pasar) saltar DE algo A algo to jump FROM sth TO sth

el disco ha saltado del cuarto al primer puesto the record has jumped from number four to number one

saltaba de una idea a otra she was jumping about o skipping from one idea to the next

C

1 «botón» to come off, pop off; «chispas» to fly; «aceite» to spit

le hizo saltar tres dientes de un puñetazo he knocked out three of his teeth with one punch

agitó la botella y el corcho saltó he shook the bottle and the cork popped out

han saltado los plomos or fusibles or (CS) tapones the fuses have blown

hacer saltar la banca to break the bank

2 (romperse) «vaso/cristal» to shatter

se cayó y saltó en mil pedazos it fell and shattered into a thousand pieces

3

(estallar): la bomba hizo saltar el coche por los aires the bomb blew the car into the air

hicieron saltar el edificio con dinamita they blew up the building with dynamite

D ( fam) «persona»

1 (enojarse) to lose one's temper, get angry

salta por nada he loses his temper o gets angry for no reason

2 (decir, soltar) to retort

—eso no es verdad —saltó Julián that's not true, Julián retorted

saltar CON algo:

saltó con una serie de insultos he came out with o let fly with a stream of insults

¿y ahora saltas con que no te interesa? and now you suddenly say that you're not interested?

estar a la que salta ( fam): éste siempre está a la que salta (alerta a las oportunidades) he never misses a trick ( colloq) (listo a criticar) he never misses an opportunity o a chance to criticize

E ( fam) (perder un empleo) to get the shove o chop ( colloq)

■ saltar

vt

A

1 ‹obstáculo/valla/zanja› to jump, jump over; (apoyándose) to vault, vault over

el caballo se negó a saltar la valla por segunda vez the horse refused the fence for the second time

no se puede saltar la ficha del contrario you are not allowed to jump over your opponent's piece

2 (omitir) ‹pregunta/página› to skip, miss out

me saltó al pasar lista he missed me out when he was taking the register

B (CS) ( Coc) (saltear, freír) to sauté, lightly fry

C ( Chi) ‹diente/loza› to chip

■ saltarse

v pron

A

1 (omitir) ‹línea/palabra/página› to skip

no es bueno saltarse así una comida it's not good to miss o skip a meal like that

2 ‹semáforo/stop› to jump; ‹leyes› to bypass, circumvent torera

B «botón» to come off, pop off; «pintura» to chip

se le ha saltado el esmalte the varnish has chipped

se le saltaron las lágrimas tears sprang to her eyes, her eyes filled with tears

* * *

saltar ( conjugate saltar) verbo intransitivo
1
a) ( brincar) to jump;

(más alto, más lejos) to leap;
saltar a la cuerda or (Esp) comba to jump rope (AmE), to skip (BrE);
◊ saltar de alegría to jump for joy;

saltar con or en una pierna to hop;
saltar de la cama/silla to jump out of bed/one's chair
b) ( en atletismo) to jump

c) [ pelota] to bounce

d) ( lanzarse) to jump;

◊ saltar al agua to jump into the water;

saltar en paracaídas to parachute;
¿sabes saltar del trampolín? can you dive off the springboard?;
saltó al vacío he leapt into space;
saltar SOBRE algo/algn to jump on sth/sb
2 ( pasar) saltar DE algo A algo to jump from sth to sth;
◊ saltaba de una idea a otra she kept jumping from one idea to the next

3 [ botón] to come off, pop off;
[ chispas] to fly;
[ aceite] to spit;
[ corcho] to pop out;
[ fusibles] to blow;
◊ la bomba hizo saltar el coche por los aires the bomb blew the car into the air

verbo transitivo ‹obstáculo/valla/zanja› to jump (over);
( apoyándose) to vault (over)
saltarse verbo pronominal
1
a) ( omitir) ‹línea/página/nombre› to skip, miss out;

‹ comida› to miss, skip
b) ‹semáforo/stop› to jump

2 [ botón] to come off, pop off;
[ pintura] to chip;
◊ se le saltaron las lágrimas her eyes filled with tears

3 (Chi) [diente/loza] to chip
saltar
I verbo intransitivo
1 to jump, leap
saltar con una pierna, to hop
saltar en paracaídas, to parachute
2 (el aceite, etc) to spit
3 (una alarma, etc) to go off
4 (con una explosión o estallido) to explode, blow up
5 (con una frase) to retort: no me vuelvas a saltar con esa tontería, don't come out with such nonsense again
6 (a la mente) to leap (to one's mind)
II verbo transitivo
1 (por encima de algo) to jump (over)
♦ Locuciones: hacer saltar por los aires, to blow into the air
saltar a la vista, to be obvious
' saltar' also found in these entries:
Spanish:
aire
- cantar
- comba
- espatarrarse
- estampido
- fleje
- palestra
- parar
- ponerse
- tirarse
- alegría
- animar
- capaz
- cordel
- cuerda
- junto
- lazo
- pata
English:
bail out
- blast
- dare
- dive
- fuse
- hop
- jump
- jump out
- leap
- parachute
- poised
- pop
- pounce
- skip
- sky-dive
- spring
- vault
- blow
- bound
- chip
- fore
- joy
- running
- send
- take

* * *

saltar

♦ vt

1. [obstáculo, valla, verja] to jump (over);

si salta los 2,35 ganará la prueba if he jumps o clears 2.35 metres, he'll win the competition

2. [omitir] to skip, to miss out;

me saltaron al nombrar los candidatos they missed me out of the list of candidates

3. [romper violentamente]
saltar una cerradura to force a lock;

saltar un ojo a alguien to poke sb's eye out;
Informát
saltar la protección de un programa to break a program's protection, to crack a program

4. CSur [sofreír] to sauté, to fry lightly

♦ vi

1. [brincar, lanzarse] to jump;

los chicos saltaron al otro lado de la tapia the children jumped over the wall;

saltó de o [m5] desde una ventana she jumped out of o from a window;

Bubka fue el primero en saltar por encima de los 6 metros Bubka was the first person to clear 6 metres;

saltar de alegría to jump for joy;

saltar a la cuerda o Esp [m5] comba to skip;

saltar en paracaídas to parachute;

saltar al río to jump into the river;

saltar a tierra to jump to the ground;

saltar del o [m5] desde el trampolín to dive off the springboard;

saltar al vacío to leap into space;

los jugadores saltan al campo the players are coming out onto the field;

saltar de un tema a otro to jump (around) from one subject to another;

saltábamos de la euforia al desánimo our mood was swinging backwards and forwards between euphoria and dejection;

saltar sobre algo/alguien [abalanzarse] to jump on sth/sb;

Comp
Fam RP
saltar en una pata to be over the moon

2. [levantarse de repente] to jump up;

saltar de la silla/cama to jump out of one's seat/out of bed

3. [salir disparado] [objeto] to jump, to shoot;
[corcho, válvula] to pop out; [botón] to pop off; [aceite] to spurt; [esquirlas, astillas, chispas] to fly
4. [explotar] to explode, to blow up;

el automóvil saltó por los aires the car was blown into the air;

han saltado los plomos o CSur [m5] tapones the fuses have blown

5. [romperse] to crack;

fregando los platos me saltó un vaso I broke one of the glasses when I was doing the washing-up

6. [decir inesperadamente]
“de eso nada”, saltó ella “no way,” she blurted out;

saltar con to suddenly come out with;

saltó con una impertinencia he suddenly came out with an impertinent remark;

cuando le pasaron la factura saltó con que no tenía dinero when they gave her the bill, she suddenly said she didn't have any money

7. [reaccionar bruscamente] to explode;

saltar a la mínima to be quick to lose one's temper

8. [alarma] to go off;
[botón] to jump out; [mecanismo, termostato, interruptor] to activate;
hacer saltar la alarma to set off the alarm

9. [agua, cascada]
saltar por to gush down, to pour down

10. [venir]
me salta a la memoria aquel momento inolvidable cuando… that unforgettable moment springs to mind, when…

11. Comp

está a la que salta [para aprovechar ocasión] she's always on the lookout;
[para señalar error ajeno] she never misses a chance to criticize
♦ See also the pronominal verb saltarse

* * *

saltar

I v/i

1 jump, leap;

saltar a la comba jump rope, Br skip;

andar o

estar a la que salta never miss an opportunity

2 ( abalanzarse)

:

saltar sobre pounce on;

saltar a la vista fig be obvious, be clear

3 de fusible, plomos blow;

saltar por los aires blow up, explode

4

:

saltó con una sarta de estupideces he came out with one stupid thing after another

II v/t

1 valla jump

2

:

saltar la banca break the bank

* * *

saltar vi

1) brincar: to jump, to leap

2) : to bounce

3) : to come off, to pop out

4) : to shatter, to break

5) : to explode, to blow up

saltar vt

1) : to jump, to jump over

2) : to skip, to miss

♦ See also the reflexive verb saltarse

* * *

saltar vb

1. (en general) to jump

salto muy alto I can jump very high

el caballo saltó la valla the horse jumped over the fence

2. (de un trampolín) to dive

el nadador saltó desde un trampolín the swimmer dived off a springboard

3. (tapón) to come off [pt. came; pp. come]

saltó el tapón de la botella the top came off the bottle

4. (enfadarse) to lose your temper [pt. & pp. lost]

salta por nada he loses his temper for no reason

saltar a la vista to be obvious

saltar a la comba to skip [pt. & pp. skipped]

saltar a la pata coja to hop [pt. & pp. hopped]

Spanish-English dictionary > saltar
12 на

I прийм.
1) (при позначенні місця: зверху, на поверхні чогось) on, upon

на столі — on the table

на п'яти сторінках — on five pages

сісти на стілець — to sit down on a chair

сісти на корабель — to go on board

на борт — aboard

на борту — on board

2) (при позначенні місцевостей, регіонів, вулиць) in; (при позначенні закладів, занять тощо) at

на Кавказі — in the Caucasus

на селі — in the country

на заводі — at the factory

на концерті — at a concert

на місці — in place

на березі — on shore, ashore; on the beach; on the (river-)bank

на видному місці — in plain view

на вході — at ( the) entry, at the point of entry; at the input

на вулиці — in the street; out of doors, outdoors

на полі — in the field

на перегонах — at the races

на сонці — in the sun

бути на морі — to be at sea

на свіжому повітрі — in the open air

на безпечній відстані — clear (of), at a safe distance ( from)

на великій відстані — at a great distance

на невеликій відстані — at a short distance, a short way off; at close range, in close proximity (to)

3) ( при позначенні знаходження вгорі або руху нагору) up

вилізти на дерево — to climb up a tree

4) ( при позначенні напрямку) to, towards

іти на війну — to go to war

на завод — to the factory

на концерт — to a concert

класти на місце — to put back in place, to replace

на схід від — to the east of, eastward(s) of

рухатися на захід — to move westwards ( towards the west)

всі на вулицю! — all into the street!

5) ( при позначенні часу) on, at; ( протягом) during; ( при позначенні строку) for; ( при позначенні крайнього строку) by, towards

на початок 20-го ст. — by 20th century

на найближчі роки — for the years immediately ahead

на Різдво — at Christmas

на другий день — ( the) next day

на канікулах — during the holidays

на кінець періоду — towards the end of the period

на той час — by that time, by then

на цей час — by this, by now

на два дні — for two days

на хвилинку — for a moment

на зиму — for the winter

на чорний день — for a rainy day

6) ( при позначенні одиниці часу)

двічі на рік — twice a year

зі швидкістю сто кілометрів на годину — at a speed of one hundred kilometres per hour

7) ( при позначенні хвороби) with

він захворів на грип — he went down with flu

8) (згідно з, відповідно до) by, in, to

на адресу — to the address

на ім'я — by name

на мою думку, на мій погляд — in my opinion

на зразок — after (on, upon) a model

на його прохання — at his request

зроблений на замовлення — made to order

9) (y значенні "для") for

кімната на двох — а room for two

на сніданок — for breakfast

на що це вам? — what do you want it for?

на зиму — for the winter

перепустка на двох — a pass for two

10) ( при позначенні одиниці виміру) by

купувати на вагу — to buy by weight

продавати на вагу — to sell by weight

11) ( при множенні і діленні) by

помножити на два — to multiply by two

розділити дев'ять на три — to divide nine by three

12) ( при позначенні результату ділення) in, into, to

різати на шматки — to cut in ( into) pieces

розділити на три частини — to divide into three parts

13) ( при позначенні кількісної різниці) by

на метр коротший — a metre shorter, shorter by a metre

старший на рік — senior by a year

на голову вищий — a head taller ( than)

14) ( при позначенні засобів до існування) on

жити на пенсію — to live on a pension

15) ( при позначенні засобу пересування) by

їхати на поїзді — to go by train

16) (при позначенні зміни, переходу до іншого стану) into, to

перетворювати на пару — to change into steam

перекладати на українську (українською) — to translate into Ukrainian

покласти на музику — to set to music

17)

на щастя — fortunately, luckily

на біду (на жаль) — unfortunately, unluckily, unhappily, alas

на вагу — by weight; specific gravity

на вибір — for choice, of one's choice, at one's discretion

на вигідних умовах — on beneficial terms

на віру — on trust, on faith

на волі — at liberty

на всіх вітрилах — under/in full sail, with all sails set

на всіх умовах — on the terms and conditions

на всякий випадок — just in case, to make sure; to be on the safe side

на голодний шлунок — on an empty stomach/belly

на душу (населення) — per head, per capita

на майбутнє — for the future

на межі — on the verge of, on the brink of

на межі фантастики — almost unreal

на око — approximately, by eye

на великій швидкості — in high gear

на добраніч! — good night!

на швидку руку — in haste

незважаючи на — in spite of

на його очах — in his presence

на моїй пам'яті — within my recollection

на моїй совісті — on ( upon) my conscience

на вигляд — by sight/appearance; in appearance, by sight, to judge from appearances

на даний рік — year to date

на мій подив — to my surprise

виписати чек на чиєсь ім'я — to draw a cheque on one

дивитися на — to look at

ремствувати на — to murmur at

сліпий на одне око — blind in one eye

спиратися на палицю — to lean upon a stick

на повному ходу — at full speed

на ремонті — under repair

право на освіту — right to education

помилка на помилці — nothing but mistakes
II
( візьми) here; here you are; here, take it

Українсько-англійський словник > на
13 сходити

I сх`одити
1) ( вниз) to go down, to descend, to come ( to get) down; ( з трамваю) to alight, to go off

сходити з дороги — to sidestep, to leave the road, to get out of the way

сходити з рейок — to run off the rails, to leave the rails, to be derailed

сходити з корабля — to land, to go ashore

не сходячи з місця — on the spot

2) ( підніматися) to mount, to go up; ( на гору) to ascend, to climb

сходити на вершину — to ascend the summit

сходити на трибуну — to mount the platform

3) ( про небесні світила) to rise

4) (про фарбу, шкіру) to come off; ( про сніг) to vanish, to melt

5) ( про рослини) to sprout, to spring, to germinate, to braird

6) перен., (закінчитися благополучно, безкарно) to turn out well

сходити з рук — to get away with, to escape punishment

7)

сходити нанівець — to come to naught, to shrink to nullity

сходити зі сцени (залишати якусь діяльність) — to quit the stage, to retire from the stage

сходити з розуму — to go mad, to go off one's head
II сход`ити
( кудись) to go

сходити по щось — to fetch

сходити на базар — to go marketing ( to the market)

сходити подивитися — to go and see

Українсько-англійський словник > сходити
14 добирам

1. ДОБИРАМ ce до истината get at/arrive at/disentangle the truth, sift out/find the truth 2. ДОБИРАМ се до брега gain/win the shore, struggle ashore 3. ДОБИРАМ се до властта climb to power 4. ДОБИРАМ се до дома finally get home, manage to get home;win home 5. ДОБИРАМ се до нови източници на сведения tap new sources of information 6. ДОБИРАМ се до точни цифри get hold of exact figures 7. ДОБИРАМ се до целта win home 8. прен. get at;arrive at 9. се, добера се get, attain (до to), make o.'s way, win through (to), reach, arrive (at), gain;manage to get;finally get;get hold of

Български-английски речник > добирам
15 scendere

1. v/i andare go down, descend

venire come down, descend

da cavallo get down, dismount

dal treno, dall'autobus get off

dalla macchina get out

di temperatura, prezzi go down, drop

scendere a terra come (back) down to earth

2. v/t: scendere le scale andare go down the stairs

venire come down the stairs

* * *

scendere v. intr.

1 to get* down, to go* down, to come* down; (form.) to descend: scendi da quella scala, get down off that ladder; non è ancora sceso, he is not down yet; aspettami, scendo subito, wait for me, I'll be down in a minute (o in a tick); scendo un momento dal cartolaio, I am just going down (o nipping out) to the stationer's for a moment; perché non scendi al bar stasera?, why don't you come along to the pub this evening?; scesi al fiume, I went down to the river; i fiumi scendono verso il mare, rivers flow down to the sea; scendere da un monte, to come down a mountain; scendere a valle, to go downhill; ( venire a valle) to come downhill; scendere da un albero, to climb down a tree; scendere in cantina, to go down to the cellar; scendere in fretta, con rumore, to hurry (o to hasten) down, to clatter down; un angelo scese dal cielo, an angel descended from Heaven; i barbari scesero in Italia, the barbarians descended on Italy; d'estate scendo in Sicilia dai miei parenti, in the summer I go down to Sicily to stay with my relatives; scendere in città, to go into town; scendere dal letto, to get out of bed (o to get up) // scende la neve, snow is falling // fallo scendere!, ( mandalo giù) send him down!; ( chiamalo giù) call him down! // le sue parole mi scesero al cuore, his words touched my heart // scendere nei minimi particolari, to enter into the smallest (o minutest) details

2 ( da un veicolo) to get* off (sthg.); to get* out (of): devo scendere alla prossima stazione, I must get off at the next station; in genere scendo qui, this is where I usually get off; scendere da un'automobile, to get out of a car; scendere dal tram, to get off a tram; scendere da un treno, to get off (o to get out of) a train; scendere da cavallo, to dismount from (o to get off) a horse; scendere a terra, ( sbarcare) to disembark // scendere ad un albergo, to put up at an hotel: a che albergo sei sceso?, what hotel are you staying (o have you put up) at?

3 ( declinare) to slope down (wards), to run* down, to descend: la montagna scende verso il mare, the mountain slopes down towards the sea; la scogliera scendeva a picco sul mare, the cliff fell sheer (o fell in a sheer drop) to the sea; il sentiero scende ripidamente, the path descends steeply; la strada scende verso la valle, the road runs down to the valley

4 ( abbassarsi, calare) to fall*, to drop; ( diminuire) to decrease, to go* down: il barometro era sceso, the barometer had fallen (o dropped); non puoi scendere col prezzo?, couldn't you bring your price down a little?; i prezzi scendono, prices are falling; scende la notte, night is falling; il silenzio scese sul villaggio, silence fell on the village; la temperatura è scesa molto in questi ultimi giorni, the temperature has fallen a lot in the last few days

5 (fig.) ( abbassarsi, piegarsi) to stoop, to lower oneself: non scendo a trattare con gente simile, I wouldn't stoop (o lower myself) to dealing with people like that; scendere a patti con qlcu., to come to terms with s.o.; non pensavo potesse scendere così in basso, I didn't think he could stoop so low; il livello della discussione è sceso parecchio, the level of the discussion has considerably declined

6 ( cadere, pendere) to fall*; to come* down, to hang* down: la barba gli scendeva sul petto, his beard came down to his chest; i capelli le scendevano sulle spalle, her hair fell to her shoulders; il vestito mi scendeva fino alle caviglie, my dress came down to my ankles

7 ( di astri) to sink*, to go* down: la luna sta scendendo, the moon is going down; il sole scendeva a occidente, the sun was sinking in the west

8 (ant., letter.) ( discendere, nascere) to descend, to be descended; to come* (of); ( di fiume) to rise: il Po scende dalle Alpi, the Po rises in the Alps

◆ v.tr.

1 to go* down, to come* down; (form.) to descend: scendere un colle, to go down a hill; scendere le scale, ( andare giù) to go downstairs; ( venire giù) to come downstairs; scendere correndo le scale, to run down the stairs (o downstairs)

2 (dial.) ( far scendere) to take* down, to bring* down, to carry down: scendi il bagaglio, bring (o carry o take) down the luggage.

* * *

1. ['ʃendere]
vb irreg vt
(scale, sentiero) to go (o come) down, descend

2. vi (aus essere)

1) (gen) to go (o come) down, descend, (fiume, torrente) to flow down, (strada) to slope down, descend, (aereo) to come down, descend

scendere con l'ascensore — to go (o come) down in the lift Brit o elevator Am

scendere in città — to go into town

scendere in strada — to go down into the street

scendere in piazza — (folla, manifestanti) to take to the streets

scendere in sciopero — to come out on strike

scendere a piedi/correndo — to walk/run down

scendo ad aprirgli il portone — I'll go down and open the door for him

sali tu o scendo io? — are you coming up or shall I come down?

scendo subito! — I'm just coming!

siamo scesi in mezz'ora — (da collina) we got down in half an hour

quando i Longobardi scesero in Italia — when the Longobards descended on Italy

i capelli le scendevano sulle spalle — her hair fell to her shoulders

scendere a terra — (sbarcare) to go ashore

scendere ad un albergo — to put up o stay at a hotel

2)

scendere da — (macchina, treno) to get out of, (nave) to disembark from, get off, (aereo, autobus, bici) to get off

scendere da cavallo — to dismount, get off one's horse

scendere dal letto — to get out of bed

scendere dalle scale — to go (o come) down the stairs

scendo alla prossima fermata — I'm getting off at the next stop

scendi da quell'albero! — come down from that tree!

3) (prezzi, temperatura) to fall, drop, (livello) to fall, drop, go down, (marea) to go out, (notte, oscurità) to fall, (sole, strada) to go down, (nebbia) to come down

la temperatura è scesa di due gradi — the temperature fell by two degrees

* * *
['ʃɛndere] 1.
verbo intransitivo (aus. essere)

1) (andare giù) to go* down, to get* down; (venire giù) to come* down, to get* down

scendere in cantina — to go down to the cellar

scendo subito! — I'll be right down!

scendere da — to come o get off [marciapiede, scalino]

scendere dal letto — to get out of bed

è sceso in bicicletta, in macchina — he cycled, drove down

si è fatto male mentre scendeva — he got hurt on the way down

scendere in campo — sport to take to the field; mil. to take the field; fig. pol. to enter the list

scendere in pista — [ ballerini] to take the floor

le lacrime le scesero giù per le guance — the tears ran down her cheeks

scendere al terzo posto — to drop to third place

2) (smontare)

scendere da — to get off [treno, autobus, bicicletta, cavallo]; to get out of [ macchina]

fammi scendere davanti alla stazione — drop me off o put me down at the station

3) (digradare) [ terreno] to slope (downwards), to dip

scendere fino a — [sentiero, muro] to go down to

scendere bruscamente — [pendio, strada] to drop sharply

4) (diminuire) [livello, pressione, prezzo] to fall*, to decrease, to drop, to go* down; [ febbre] to subside, to decrease

le auto stanno scendendo di prezzo — cars are coming down in price

la marea sta scendendo — the tide is going out

5) (ricadere) [abito, capelli] to come* down ( fino a to)

6) (cadere) [notte, neve] to fall*; [ nebbia] to come down*, to descend

7) [ sole] to dip, to go* down
2.
verbo transitivo to descend [pendio, gradini, fiume]

scendere le scale — to come o go down the stairs

scendere il fiume a nuoto — to swim down the river

scendere la collina correndo — to run down the hill

••

scendere nei particolari — to go into details o to get down to specifics

scendere in piazza — to take to the streets

scendere a compromessi — to stoop to compromises

scendere in lizza — to enter the list

scendere a patti con qcn. — to come to terms with sb

* * *

scendere

/'∫εndere/ [10]

I verbo intransitivo

(aus. essere)

1 (andare giù) to go* down, to get* down; (venire giù) to come* down, to get* down; scendere in cantina to go down to the cellar; scendo subito! I'll be right down! scendere da to come o get off [ marciapiede, scalino]; scendere dal letto to get out of bed; è sceso in bicicletta, in macchina he cycled, drove down; si è fatto male mentre scendeva he got hurt on the way down; scendere in campo sport to take to the field; mil. to take the field; fig. pol. to enter the list; scendere in pista [ ballerini] to take the floor; le lacrime le scesero giù per le guance the tears ran down her cheeks; scendere al terzo posto to drop to third place

2 (smontare) scendere da to get off [ treno, autobus, bicicletta, cavallo]; to get out of [ macchina]; fammi scendere davanti alla stazione drop me off o put me down at the station

3 (digradare) [ terreno] to slope (downwards), to dip; scendere fino a [ sentiero, muro] to go down to; scendere bruscamente [ pendio, strada] to drop sharply

4 (diminuire) [ livello, pressione, prezzo] to fall*, to decrease, to drop, to go* down; [ febbre] to subside, to decrease; le auto stanno scendendo di prezzo cars are coming down in price; la marea sta scendendo the tide is going out

5 (ricadere) [ abito, capelli] to come* down ( fino a to)

6 (cadere) [ notte, neve] to fall*; [ nebbia] to come down*, to descend

7 [ sole] to dip, to go* down

II verbo transitivo

to descend [ pendio, gradini, fiume]; scendere le scale to come o go down the stairs; scendere il fiume a nuoto to swim down the river; scendere la collina correndo to run down the hill

IDIOMS

scendere nei particolari to go into details o to get down to specifics; scendere in piazza to take to the streets; scendere a compromessi to stoop to compromises; scendere in lizza to enter the list; scendere a patti con qcn. to come to terms with sb.

Dizionario Italiano-Inglese > scendere
16 добера се

вж. добирам се

* * *

добера̀ се,

добѝрам се възвр. гл. get, attain (до to), make o.’s way, win through (to), reach, arrive (at), gain; manage to get; finally get; get hold of; прен. get at; arrive at; \добера се до разг. bag (s.th.), rustle (s.th.) up, sl. get o.’s hooks on; \добера се до брега gain/win the shore, struggle ashore; \добера се до властта climb to power; \добера се до дома finally get home, manage to get home; win home; \добера се до истината get at/arrive at/disentangle the truth, sift out/find the truth; \добера се до нови източници на сведения tap new sources of information; \добера се до точни цифри get hold of exact figures; \добера се до целта win home.

Български-английски речник > добера се

См. также в других словарях:

Shock Wave (novel) — Infobox Book | name = Shock Wave image caption = 1st Edition Hardcover author = Clive Cussler cover artist = Paul Bacon country = United States language = English series = Dirk Pitt Novels genre = Adventure; Techno thriller publisher = Simon… … Wikipedia
Disasters — ▪ 2009 Introduction Aviation January 23, Poland. A Spanish built CASA transport plane carrying members of the Polish air force home from a conference on flight safety in Warsaw crashes near the town of Miroslawiec; all 20 aboard are killed … Universalium
F4U Corsair — Infobox Aircraft name= F4U Corsair caption= An F4U 5NL, previously of the Honduran Air Force, at the Geneseo Airshow, with air intercept radar pod on right wing type= Carrier capable fighter aircraft national origin = United States manufacturer … Wikipedia
Vought F4U Corsair — F4U Corsair An F4U 5NL, previously of the Honduran Air Force, at the Geneseo Airshow, with air intercept radar pod on right wing Role … Wikipedia
List of Deadliest Catch episodes — This is a list of Deadliest Catch episodes with original airdate on Discovery Channel. Airdates on Discovery Channel Canada generally differ. Contents 1 Pilot 2 Season 1 3 Season 2 4 Season 3 … Wikipedia
United States — a republic in the N Western Hemisphere comprising 48 conterminous states, the District of Columbia, and Alaska in North America, and Hawaii in the N Pacific. 267,954,767; conterminous United States, 3,022,387 sq. mi. (7,827,982 sq. km); with… … Universalium
Glossary of nautical terms — This is a glossary of nautical terms; some remain current, many date from the 17th 19th century. See also Wiktionary s nautical terms, Category:Nautical terms, and Nautical metaphors in English. Contents: A B C D E F G H I J K L M N O P Q R … Wikipedia
Hurricane Ernesto (2006) — Infobox Hurricane Name=Hurricane Ernesto Type=hurricane Year=2006 Basin=Atl Image location=Ernesto 27 aug 2006 1550Z.jpg Formed=August 24, 2006 Dissipated=September 1, 2006 1 min winds=65 Pressure=985 Da Inflated= 1 Fatalities=At least 7 direct,… … Wikipedia
environment — environmental, adj. environmentally, adv. /en vuy reuhn meuhnt, vuy euhrn /, n. 1. the aggregate of surrounding things, conditions, or influences; surroundings; milieu. 2. Ecol. the air, water, minerals, organisms, and all other external factors… … Universalium
List of Dragon Ball episodes — First volume of the Dragon Ball DVD series, released by Toei Entertainment on April 4, 2007 Dragon Ball is the first in a trilogy of anime adaptations of the Dragon Ball manga series by Akira Toriyama. Produced by Toei Animation, the anime series … Wikipedia
List of characters in the Friday the 13th series — Friday the 13th is an American horror franchise that consists of eleven slasher films, a television show, novels, and comic books. The main character in the series is Jason Voorhees, who drowned at Camp Crystal Lake as a boy due to the negligence … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

climb ashore

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

climb ashore

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: